De Grootmeester
Uit Kopstukken, Godfried Bomans (1960)
'En,
meneer Rabilsky', zo vroeg ik hierop, hoe denkt u zich het verloop
van de wedstrijd in?
Daar de grootmeester geruime tijd over het antwoord nadacht, had ik de gelegenheid,
het vertrek nauwkeurig op te nemen. In aanmerking genomen wie hier woonde,
kon men het eenvoudig noemen. Een biezen herdersmat dekte de vloer. Links,
bij de krachtig ontwikkelde vleugel, stonden twee leunstoelen in de dreigend
naar voren geschoven positie. Een daarvan was met een zijden koord afgesloten:
de sage ging, dat de grote Lasker hierin een kop thee gedronken had. In
de andere zat mevrouw Rabilsky, met een poes op haar schoot. Geen zuiver
ras, dat zag ik, maar toch: een opmerkelijke variant. Onder een glazen stolp
stond de pion, die destijds, in het toernooi van Bagdad, de opmars der witte
troepen had gestuit. Rabilsky zelf zat tegenover mij in een lederen fauteuil
en had zijn benen met geniale achteloosheid voor zich op tafel gelegd.
Ik denk alle partijen te winnen antwoordde hij ten slotte.
Ik kon mijn verrassing niet verhelen. Ook mevrouw Rabilsky keek op.
Alle meester?, vroeg zijn eerbiedig.
Alle, mijn kind, hernam Rabilsky, ik ben naar Londen gekomen
om te winnen, niet om te verliezen.
Tegen deze zienswijze was weinig aan te merken.
Denkt u ook dr. Euwe te slaan?
Neen. Ik zal hem verpletteren.
Rabilsky had deze woorden rustig en duidelijk uitgesproken. Slechts een
flikkering in s meesters rechteroog verried de ernst van de toestand.
Ik merkte op, dat de kat met de staart tussen de benen het vertrek verliet.
Ik zal u eens wat zeggen, hernam Rabilsky, zich vooroverbuigend,
ik heb een nieuwe variant. Wil je even de kamer uitgaan, Anna?
Mevrouw Rabilsky raapte haar breipennen bijeen en vertrok. De grootmeester
keek opzichtig rond, boog zich toen andermaal naar mij over en fluisterde:
Pf6-e4.
Ik verbleekte. Dit was meer dan geniaal. Dit was bovenmenselijk.
Gij begrijpt de gevolgen, hernam Rabilsky, in zijn stoel terugvallend,
de rechtervleugel wordt opgerold, de paarden verliezen hun bezinning,
de beide raadsheren worden teruggeworpen, terwijl de Koningin-
Enorm, fluisterde ik.
Onderbreek mij niet, zeide Rabilsky, terwijl een lichte wolk
van toorn over zijn gelaat trok, de Koningin wordt gekraakt tussen
e4 en g5. Hierop zal er onder de pionnen een paniek uitbreken, nog vergroot
door Lf4-h6. Natuurlijk zullen de kastelen toesnellen, doch tegen h5 machteloos
te pletter lopen.
Maar zouden Euwes paarden deze charge niet voorzien?, vroeg
ik, hijgend analyserend.
De grootmeester lachte hartelijk.
Mijn waarde vriend, sprak hij, denk eens aan Ta4-b4!
Ik bloosde. Is er nog meer meester?, vroeg ik schuchter.
Er is nog meer, antwoordde Rabilsky, zijn benen in een gunstiger
positie leggend, maar ik beschouw u daarvoor als te suf.
Is deze zet nooit eerder toegepast?
Neen , antwoordde Rabilsky met vaste stem, wel geeft de
32e zet in de partij Andersen-Steinitz, op 12 oktober 1880, een vermoeden
in die richting, doch ook niet meer dan dat. Ook de partij Goethe-Eckermann
doet er een ogenblik aan denken, doch wijkt ten slotte niet van de gebruikelijke
schablones af. Jammer, jammer, zij zagen Pb7-c5 over het hoofd.
Plotseling versomberde het gelaat van de grootmeester. Zijn blik volgend,
zag ik links van zijn stoel een schaakbord, met volledige opstelling. Ik
moest erkennen, dat de stelling ingewikkeld was. Zij vertoonde sporen van
eenmaal een open en rondborstig Koningsgambiet geweest te zijn, in de degelijke
Franse stijl van 1895, doch was gaandeweg door Slavische elementen jammerlijk
vertroebeld. Rabilsky wuifde met de hand en strekte zich in een gemakkelijke
remise-houding uit.
Ik ben tot uw beschikking, zei hij eenvoudig.
Meester, hoe kwaamt ge tot de beoefening van het schaakspel?
Door de parketvloer mijns vaders. Op de ruiten hiervan bouwde ik mijn
eerste theorieën.
Hoe oud waart ge toen?
Ik was de luiers nauwelijks ontwassen, sprak Rabilsky nadenkend,
drie, vier jaar denk ik. Toen ik vijf was, speelde ik mijn eerste
partij met een buurjongetje, Frederik van Swieten.
U won natuurlijk?
Neen, antwoordde de meester, en in zijn stem trilde de spijt
nog na, ik verloor. Bij toeval raakte ik Toren b2 aan. En u weet:
aanraken is zetten.
En toen, meester?
Toen? De gastheer concentreerde zich even.
Toen versloeg ik mijn ook Ferdinand Rabilsky, scheepskapitein met
vrachtdienst op Riga. Het was een geweigerd dame-gambiet, ik zie het nog
voor me. Hij kon het niet geloven. De volgende dag vernietigde ik hem in
een Slavische partij. Hij is toen aan het zwerven gegaan op de Stille Zuidzee.
Men heeft nooit meer iets van hem gehoord. Hierna volgde een periode van
inkeer. Ik bestudeerde de methode der Mongoolse meesters en maakte zelf
een studiereis naar Tibet. Ook Perzië bezocht ik, waar ik enkele Perzische
varianten ter plaatste bezichtigde. Maar het verveelt mij, met u te praten.
U kunt gaan.
Links :
