Vraaggesprek
met de heer Spaargaren
Wij treffen de heer Spaargaren
in beschonken toestand aan. Hij zit op een scheef gezet krat Dommelsch,
waar hij af en toe schertsend een pijpje uit neemt, dat opent,
het flesje schudt en dan luid juichend en lachend schuim rondspuit.
Ook zijn kater bijgenaamd 'piemel Castro' (en voorheen 'de
grootste poesjesneuker van Haarlem'), zit aan een pilsje. Wij
vegen onze bespatte brillen schoon. De heer Spaargaren bedaart,
neemt een teug bier en blikt dan even opzij naar de schoorsteen,
waarboven een lijst hangt met daarin een standenlijst van de 'Rabilsky
Memorial'. Even kijkt de Haarlemse Kleinmeester naar
de lijst met een glazige blik. Dan klaart zijn gezicht op, werpt
hij zich achterover en rolt schaterend door het vertrek. Het is
duidelijk: de heer Spaargaren leidt de verbitterde strijd om de
'Rabilsky-trofee'. Onze fotograaf hijst de fabelachtige koploper
in een stoel en giechelend stemt het grote brein in met een interview,
af en toe steeds naar de lijst glurend, of hij nog wel echt op
kop staat.
"Meneer Spaargaren vorige jaar droeg u de rode lantaarn nog in
de 'Rabilsky Memorial'..."
"Sterker nog, ik was nergens, maar nu ben ik overal te vinden."
"Slechts één puntje wist u te bemachtigen... tegen
de heer De Haan."
"Ik sta er nog van te kijken, zal ik u vertellen."
"U was dus nergens."
"Niet hier, niet daar... neen, nergens was ik!"
"Waarom bent u er nu wel, meneer Spaargaren?"
"Koolhydraten, en eiwithoudende bestanddelen."
"Pardon?"
"Vorige zomer speelde ik op een demonstratie toernooi tegen Jaap
Boterbloem, de gevreesde kampioen van Oestgeest. Jaap gaf me een
hand, smeet er een paard uit en begon een banaan te pellen."
"En toen?"
"Toen stak-ie die banaan in énen zo z'n porem in! Weg
was-ie!"
"Zozo..."
"Hij nam twee pionnen, knipoogde, en begon een boterham met een
gekookt eitje te beleggen."
"Dat at-ie ook op?"
"Helemaal, en toen-ie het op had, gaf ik op. Ik was kansloos.
Maar Jaap was sportief. Hij nam me terzijde. "Dré", zegt-ie.
Hij zegt "Dré, hier heb je een ei en een Chiquita, neem
het er van, en morgen krijg je revanche."
"U won?"
"Neen. Ik nuttigde Jaaps hulpmiddelen, opende met h4 en stevende
op remise af. Jaap knikte me toe, maar toen het bijna remise was,
haalde hij snel een hele tros bananen boven tafel en at de hele
tros op. Met schil en al. Wederom moest ik opgeven. Maar nu had
ik het door: koolhydraten! En: eiwithoudende bestanddelen!"
"U ging trainen!"
"Jawel. En al spoedig ontwikkelde ik varianten. Zo blijkt mijn
zuurkoolschotel met schijfjes banaan met vla toe erg goed te werken.
Onlangs versloeg ik op deze basis de heer De Haan."
"Deze zomer gingen er geruchten, dat u John van der Wiel met
zwart, tijdens een toernooi in Tilburg, gekraakt hebt in 9 zetten."
"Het waren er zeven."
"Wij vingen echter ook het gerucht op dat uw buurmeisje van veertien
u vorige week verpletterde in een Spaans partijtje."
(Geërgerd) "Geruchten... Geruchten. U moet niet alles geloven
wat ze zeggen!"
"Laatste vraag: gaat u de Rabilsky Memorial op uw naam schrijven?"
"Laat ik het zo zeggen: de anderen kunnen hem op hun buik schrijven."
"U meent het..."
"Zeker. Maar zover laat ik het natuurlijk niet komen. Ik laat
ze nog een tijdje spartelen, die deugnieten, die Janknegt, Braaksma
en Draijer. En als ik bijna gewonnen heb, dan laat ik ze passeren.
De jeugd heeft de toekomst, en het sjeu heb ik dan al wel gehad.
Uiteindelijk is het maar een suf spelletje. Ik winnen? Hé,
nee!"
Joop Dribbelkoning