(Toespraak, uitgesproken
door Rabilsky-nestor Freek van Leeuwen op donderdag 13 februari
1992 in C111 te Heemstede, na afloop van het Rabilsky Snelschaaktoernooi.)
Dames & heren,
Zoals u allen weet, bestaat het
IMRT dit jaar 5 jaren, ter gelegenheid waarvan u strakjes een
glaasje bier mag kopen. Want daar moeten we natuurlijk op toosten.
Van die vijf jaar werd het eerste
jaar naamloos en ongeorganiseerd doorgebracht. Het waren donkere
tijden! Iedereen schaakte maar zo'n beetje voor zich uit, zonder
precies te weten waartoe de partij op het bord behoorde. De identiteitscrisis
drukte zwaar op de toenmalige 6 deelnemers en werd niet opgelost
voordat de echt creatieven aan het toernooi waren toegevoegd.
Toen werd alles anders. Onder
de bezielende leiding van André Spaargaren werd het richtingsloze
geschutter op de zwart-witte borden omgevormd tot doelgerichte
arbeid. De leden werden aaneen gesmeed in de SV Rabilsky, het
toernooi werd gedoopt tot In Memoriam Rabilsky Toernooi en het
Schaaknieuws, ons toenmalige orgaan, werd vernoemd tot Rabilsky
Gazet. Met hernieuwde kracht stortten de Grote Acht zich op het
schaakspel. Het Toernooi werd gestructureerd, gecontroleerd, geëvalueerd
en gecoördineerd. Het gemeenschapsleven maakte een periode
van Grote Bloei (GB) door en de Rabilsky Gazet groeide uit tot
Weekendformaat. Het Wereld Rabilsky Congres, waarvoor tweemaal
sjaars alle leden van de Grote Acht uit hun schuilplaatsen tevoorschijn
kwamen, groeide uit tot een evenement van internationale betekenis.
Inmiddels mogen we constateren
-en ik doe dat met leedwezen, maar zonder wrok- dat deze bloeiperiode
tot het verleden behoort. De SV Rabilsky is een andere weg ingeslagen.
Ongetwijfeld hangt dit samen met het feit dat de afzonderlijke
leden ook persoonlijk andere wegen inslaan. Sommigen van hen wijden
hun goede zorgen nu aan een gezin. Voor een aantal van hen is
de tijd van luieren op Hogeschool of Universiteit voorbij. Zij
dienen nu in de harde werkelijkheid van onze 20e eeuwse
samenleving hun mannetje te staan. En, zoals de geschiedenis van
Piet Paaltjens en Nicolaas Beets ons leert, zo een overgang heeft
nu eenmaal gevolgen. Voor 'het Rabilsky' betekent deze ontwikkeling
dat het gemeenschappelijk leven, dat binnen het IMRT zo treffend
als 'het sjeu' wordt aangeduid, op een lager pitje wordt voortgezet.
Dat kunnen we betreuren, maar het is nu eenmaal zo.
Wie ook een andere weg inslaat,
is onze voorzitter, André Spaargaren. En ook dat, dames
en heren, is iets dat ik weliswaar kan accepteren, maar dan toch
met bezwaard gemoed. Ik memoreerde zojuist al de wijze waarop
een Vriendenschaaktoernooi werd omgevormd in een gestructureerde
Organisatie, waaraan alle leden met enthousiasme hun steentje
bijdroegen. Ik wil daar nu aan toevoegen, dat de ontwikkeling
van het IMRT in die jaren naar mijn idee moeilijk zo niet onmogelijk
was geweest zonder de bezielende leiding van de voorzitter. Ik
kan mij nog goed de oprichtingsvergadering herinneren die in 1988
plaatsvond in het toenmalige Clubhuis aan de Jacobijnestraat.
Er was overeenstemming bereikt over de naam van het Toernooi en
van de Gazet, er waren statuten ontworpen en aangenomen en toen
moest er een voorzitter komen. Achteraf weet ik niet eens meer
of de kandidatuur van Andrej Spargarow wel in stemming is geweest.
Het maakt ook niet uit, want als er gestemd is dan was de uitslag
een Unaniem Vóór (UV). Men kon zich namelijk geen
betere voorzitter wensen.
Gedurende zijn vierjarig voorzitterschap
werd 'Dear Dré' op handen gedragen. Dat kon ook, want hij
was door de natuur begiftigd met een breed draagvlak. Hij was
de beste man op de plek, niet in het minst omdat hij altijd de
minst controversiële Rabilskiaan is geweest. 'Sweet Dré'
lag met niemand in de clinch. Nou ja, soms wel een beetje, maar
niet zwaarwegend. Zijn gemoedelijke en bescheiden persoonlijkheid
stelde hem in staat om met iedereen overweg te kunnen, iets wat
de meer heftige karakters onder de Grote Acht nogal eens moeilijk
af gaat. Onze 'Drégelneef' was in staat om conflicten in
de kiem te smoren en, wanneer ze onverhoopt toch hoog opliepen,
alsnog op te lossen of te sussen. Hij was de hopman, wij waren
de padvinders. Hij was de kloek, wij waren de kuikens.
Dré heeft in de afgelopen
jaren ongelofelijk veel tijd, geld en energie gestoken in de voortstuwing
van de SV Rabilsky. Al voordat er van een SV sprake was, lanceerde
hij het blad Schaaknieuws, dat nu als Rabilsky Gazet zulk een
stormachtig en tumultueus leven leidt. In die eerste tijd was
het dunner dan nu, nog niet zo netjes en het bezat slechts 1 nietje,
in de linkerbovenhoek. Van dit blad is Den Dré vijf lange
jaren hoofdredacteur geweest. Dat gaf wel eens aanleiding tot
complicaties. Want Dré is dan wel heel enthousiast, maar
zijn energie is niet altijd even duidelijk gericht. Zodat het
kon voorkomen dat de abonnees van dit heerlijke tijdschrift maanden
moesten wachten op het Kerstnummer en dit pas in de lente ontvingen,
terwijl de voorzitter inmiddels al weer hard bezig was met de
organisatie van het eerstvolgende Rabilsky Snelschaaktoernooi.
Anderzijds is het ook zo dat de hoofdredacteur zich, speciaal
voor de produktie van de Gazet, een PC aanschafte waar ikzelf,
als professioneel broodschrijver, mijn vingers bij aflik. Ik bedoel
maar...
Ook op andere fronten zette Dré
zich in. Zo wilde hij er niet van horen dat het Rabilsky Congres
in een andere behuizing dan de Zijne zou worden gehouden. Ons
Clubhuis was bij Dré thuis, eerst in de Jacobijnestraat
en nu alweer enkele jaren in de Kleine Houtstraat. Dat was natuurlijk
jammer voor al diegenen die ook wel eens hun buren wilden verrassen
met een defilé van Grote Geesten en Beroemde Mannen door
de straat, maar uiteindelijk bleek Dré's Place toch het
beste onderkomen. Vooral omdat de zorgeloze voorzitter er ook
niet van wilde horen dat er voor het tijdens het congres vergoten
bier werd betaald. Hierin mogen wij de oorzaak zien dat het agendapunt
'Vers Biertje' tijdens de vele Congressen regelmatig terugkeerde
en dan door luid gejuich van de vergadering werd begroet. De voorzitter
kon men op dat moment, terwijl de Congresgangers hossend door
zijn kamertje dansten, tevreden glimlachend op zijn
stoeltje zien zitten. Hij kende zijn Kudde. Overigens blééf
hij op die momenten ook zitten. We moesten zelf het bier maar
halen. Hij had al voor koffie gezorgd en dat was genoeg. Pappa
vond het welletjes.
Zijn tomeloos enthousiasme richtte
Dré niet uitsluitend op het IMRT. Dré is niet eenkennig,
dames en heren. Welnee, hij schaakt alles wat los & vast zit.
Zo is hij vaste gast op het Hoogovenschaaktoernooi in Wijk aan
Zee, waar de organisatie speciaal voor hem elk jaar een extra
pannetje Erwtensoep klaar zet. Ook tijdens het Jordaantoernooi
in de hoofdstad is Dré, samen met enige andere leden van
de Grote Acht, onopvallend aanwezig. Hij rookt zijn Lucky, drinkt
zijn biertje en ziet goedmoedig om zich heen. Presteert de voorzitter
ook iets tijdens deze toernooien, hoor ik u nu vragen. Eerlijk
gezegd, ik weet het niet. Ik heb er zelden iets van vernomen,
maar uit het feit dat er geen Extra Edities van de Gazet worden
uitgebracht mogen we concluderen dat noch in Amsterdam, noch in
Wijk aan Zee, noch overal elders waar gelegenheidstoernooitjes
worden georganiseerd, André Spaargaren met lauweren wordt
omhangen. Ditzelfde is in het In Memoriam Rabilsky Toernooi het
geval. Den Dré behoort hier tot de goede middenmoters.
Hij is een man van uitersten en belandt daardoor in het midden.
In zijn spel is hij onberekenbaar. Dat begint al bij het afspreken
van de speeldatum. Op de meest ongelegen momenten moet Dré
werken en gaat de Partij op het laatste moment niet door. Maar
als het er dan uiteindelijk toch van komt weet de tegenstander
nimmer wat hij van Dré kan verwachten. Speelt hij slecht,
zoals wel eens voorkomt, of heeft hij vanavond een geniale bui
waarin hij zelfs de tweevoudig winnaar van de Dildo van het bord
veegt?
Nu vraag ik u af: is Den Dré
een sjeuschaker? Zoals u weet is het sjeu een onderwerp van continue
discussie binnen 'Het Rabilsky'. Volgens de één
gaat het verloren door het toenemend fanatisme van de Grote Acht,
volgens de ander blijft het behouden omdat het sjeu zich niets
aantrekt van beperkende regels, zoals die vooral door de schaakklok
worden opgelegd.
Wanneer we die laatste mening
bezien, komt deze het dichtst bij wat Dré is. Ja, hij is
een sjeuschaker, maar dan één die geen overdreven
vrijheden nodig heeft. Hij heeft geen bezwaar tegen het doornemen
van een partijtje Karpov - Kasparov, zijn boekenkast buigt bijkans
door onder het toenemend gewicht van de immer groeiende rij schaakboeken
en ook de Partijenzak vlooit hij iedere keer weer uit, op zoek
naar nieuwe openingetjes en originele variantjes.
Doch ondanks deze studie blijft
de voorzitter oog houden voor het sjeu. Dré is namelijk
een buienmens. Heeft hij een fanatieke bui, dan schuift hij na
de Zuurkool met Banaan achter het schaakbord en veegt de vloer
met u aan. Heeft hij een sjeuige bui dan zal het hem allemaal
een banaan wezen en kunt u alle kanten met hem op. En dat, dames
en heren, is de essentie van de sjeuspeler. Ik heb me daar zelf
ook vele jaren in vergist. Ik dacht dat een sjeuspeler altijd
maar met het sjeu bezig moest zijn, meer dan met het Edele Schaakspel.
Dat is niet zo. Een sjeuspeler laat zijn spelkwaliteit afhangen
van hoe zijn pet staat. Of, in geval van Den Spaargaren, van hoe
zijn brilletje staat. Ook hierin was hij altijd de gemoedelijkheid
zelve. Als gevolg van zowel zijn positie als voorzitter als zijn
beminnelijke persoonlijkheid heeft Dré in de loop der jaren
een nog belangrijker rol toebedeeld gekregen. Namelijk die van
boegbeeld. Een boegbeeld is iemand die in zijn persoonlijkheid
een groep mensen verbeeldt. Politieke Partijen hebben een boegbeeld
nodig. Hans Wiegel was het voor de VVD. Joris Voorhoeve was het
niet. Dries van Agt was het weer wel. En Dré Spaargaren
was het ook...
Een Boegbeeld is iemand op wie
de leden van een vereniging hun eigen particuliere perceptie van
de vereniging kunnen projecteren. Zoals u weet bestaat de absolute
waarheid niet. Ieder heeft zijn eigen beeld van de realiteit.
Conflicten tussen mensen ontstaan wanneer de realiteit van de
een niet klopt met die van de ander. Hoe sterker nu iemand zijn
eigen realiteit propageert, es te groter de kans op een aanvaring
met iemand, wiens realiteit hierdoor in het gedrang komt. De verdienste
van onze Heerlijke Voorzitter (HV) is nu, dat iedereen op hem
zijn eigen realiteit kan projecteren. Dré is een wit bioscoopscherm.
Hiermee wil ik niet zeggen dat
hij kleurloos is. Om de Dooie Donner niet. Wat zullen we nu beleven.
Niks daarvan. Nee hoor. Maar zoals u weet bestaat de kleur wit
uit een samengaan van alle kleuren van het spectrum. Zo kan Dré
wit zijn, omdat hij alle kleuren heeft. Zijn machtig brein kent
alle uitersten, en daarom rust hij in het midden, waar alles met
elkaar in evenwicht is. Hij laat iedereen de ruimte om de figuur
van de Voorzitter tot Mythische proporties aan te vullen. En daarom
is er niet één voorzitter Dré: er zijn er
8! Ieder van ons heeft van de voorzitter zijn eigen beeld, dat
hem dierbaar is. Omdat Dré die beeldvorming nimmer heeft
geremd, is zij uitgegroeid tot mythologie. De vele verhalen die
over de Voorzitter de ronde doen, of ze nu te maken hebben met
zijn altijd boeiende haardracht, zijn ontbijtgewoonten of zijn
voorzitterspakje, zijn allemaal van A tot Z gelogen. Maar ze scheppen
een beeld dat sterker is dan een gewone sterveling ooit worden
kan. Dré is een levende legende, een mythe, waar iedereen
ongeremd in kan geloven. En dat geloof is al die jaren de basis
geweest van zijn voorzitterschap.
Tijdens het laatste Congres heeft
Voorzitter Dré zijn zetel vacant gesteld, met als gevolg
dat Erica Winius (EW) er onmiddellijk op ging zitten. Met het
aftreden van 'Dear Dré' is een tijdperk geëindigd,
met het aantreden van Erica begint een nieuw. Hoe dat nieuwe tijdperk
zich zal ontwikkelen zullen we zien. Ik heb alle vertrouwen in
onze nieuwe voorzitter.
Maar het Spaargaren-tijdperk is
onherroepelijk voorbij en we kunnen er alleen nog maar met weemoed
aan terugdenken. Laten we dan nu in Groot Genootschappelijk Verband
(GGV) afscheid nemen van Voorzitter André Spaargaren, met
een toost op zijn gezondheid.
FREEK