André Spaargaren is sinds 1988 de onbetwiste voorzitter van de SV Rabilsky. Dat er in de tien jaren SV Rabilsky een leemte zit -hij werd enige tijd vervangen door anderen, namelijk Hanke, Erica en Louis- kan daar helemaal niks aan afdoen. Deze ad interim voorzitters waren, met alle respect, 'spek & bonen-voorzitters'. Toen Dré het na vijf jaar voor gezien hield nam Freek afscheid van 'Onze Man' met het volgende roerende betoog. Twee jaar later zou Dré terugkeren. Even roeide hij tegen 'de stroom der afbrokkeling' in, maar na de 'affaire van drie' (zoals ik het maar even wil noemen) toen een groot deel van de SV Rabilsky opstapte, leek Dré te berusten. Deze actie heeft gevolgen gehad voor de bezetting van de SV Rabilsky. Twee man zijn weer teruggekeerd, de twee kemphanen van weleer, Jeroen en Harold, zijn er beiden, definitief, niet meer bij. André heeft het, dat kunnen we ook na 10 jaar weer vaststellen, zéér goed gedaan, dat kan niet vaak genoeg worden gezegd! Met het bijeenkomen, in het kader van het tienjarig bestaan, van alle (ex-)Rabilskianen eren wij hem.

EEN MAN VAN UITERSTEN, DIE IN HET MIDDEN VOORZAT

(Toespraak, uitgesproken door Rabilsky-nestor Freek van Leeuwen op donderdag 13 februari 1992 in C111 te Heemstede, na afloop van het Rabilsky Snelschaaktoernooi.)

 

Dames & heren,

Zoals u allen weet, bestaat het IMRT dit jaar 5 jaren, ter gelegenheid waarvan u strakjes een glaasje bier mag kopen. Want daar moeten we natuurlijk op toosten.

Van die vijf jaar werd het eerste jaar naamloos en ongeorganiseerd doorgebracht. Het waren donkere tijden! Iedereen schaakte maar zo'n beetje voor zich uit, zonder precies te weten waartoe de partij op het bord behoorde. De identiteitscrisis drukte zwaar op de toenmalige 6 deelnemers en werd niet opgelost voordat de echt creatieven aan het toernooi waren toegevoegd.

Toen werd alles anders. Onder de bezielende leiding van André Spaargaren werd het richtingsloze geschutter op de zwart-witte borden omgevormd tot doelgerichte arbeid. De leden werden aaneen gesmeed in de SV Rabilsky, het toernooi werd gedoopt tot In Memoriam Rabilsky Toernooi en het Schaaknieuws, ons toenmalige orgaan, werd vernoemd tot Rabilsky Gazet. Met hernieuwde kracht stortten de Grote Acht zich op het schaakspel. Het Toernooi werd gestructureerd, gecontroleerd, geëvalueerd en gecoördineerd. Het gemeenschapsleven maakte een periode van Grote Bloei (GB) door en de Rabilsky Gazet groeide uit tot Weekendformaat. Het Wereld Rabilsky Congres, waarvoor tweemaal sjaars alle leden van de Grote Acht uit hun schuilplaatsen tevoorschijn kwamen, groeide uit tot een evenement van internationale betekenis.

Inmiddels mogen we constateren -en ik doe dat met leedwezen, maar zonder wrok- dat deze bloeiperiode tot het verleden behoort. De SV Rabilsky is een andere weg ingeslagen. Ongetwijfeld hangt dit samen met het feit dat de afzonderlijke leden ook persoonlijk andere wegen inslaan. Sommigen van hen wijden hun goede zorgen nu aan een gezin. Voor een aantal van hen is de tijd van luieren op Hogeschool of Universiteit voorbij. Zij dienen nu in de harde werkelijkheid van onze 20e eeuwse samenleving hun mannetje te staan. En, zoals de geschiedenis van Piet Paaltjens en Nicolaas Beets ons leert, zo een overgang heeft nu eenmaal gevolgen. Voor 'het Rabilsky' betekent deze ontwikkeling dat het gemeenschappelijk leven, dat binnen het IMRT zo treffend als 'het sjeu' wordt aangeduid, op een lager pitje wordt voortgezet. Dat kunnen we betreuren, maar het is nu eenmaal zo.

Wie ook een andere weg inslaat, is onze voorzitter, André Spaargaren. En ook dat, dames en heren, is iets dat ik weliswaar kan accepteren, maar dan toch met bezwaard gemoed. Ik memoreerde zojuist al de wijze waarop een Vriendenschaaktoernooi werd omgevormd in een gestructureerde Organisatie, waaraan alle leden met enthousiasme hun steentje bijdroegen. Ik wil daar nu aan toevoegen, dat de ontwikkeling van het IMRT in die jaren naar mijn idee moeilijk zo niet onmogelijk was geweest zonder de bezielende leiding van de voorzitter. Ik kan mij nog goed de oprichtingsvergadering herinneren die in 1988 plaatsvond in het toenmalige Clubhuis aan de Jacobijnestraat. Er was overeenstemming bereikt over de naam van het Toernooi en van de Gazet, er waren statuten ontworpen en aangenomen en toen moest er een voorzitter komen. Achteraf weet ik niet eens meer of de kandidatuur van Andrej Spargarow wel in stemming is geweest. Het maakt ook niet uit, want als er gestemd is dan was de uitslag een Unaniem Vóór (UV). Men kon zich namelijk geen betere voorzitter wensen.

Gedurende zijn vierjarig voorzitterschap werd 'Dear Dré' op handen gedragen. Dat kon ook, want hij was door de natuur begiftigd met een breed draagvlak. Hij was de beste man op de plek, niet in het minst omdat hij altijd de minst controversiële Rabilskiaan is geweest. 'Sweet Dré' lag met niemand in de clinch. Nou ja, soms wel een beetje, maar niet zwaarwegend. Zijn gemoedelijke en bescheiden persoonlijkheid stelde hem in staat om met iedereen overweg te kunnen, iets wat de meer heftige karakters onder de Grote Acht nogal eens moeilijk af gaat. Onze 'Drégelneef' was in staat om conflicten in de kiem te smoren en, wanneer ze onverhoopt toch hoog opliepen, alsnog op te lossen of te sussen. Hij was de hopman, wij waren de padvinders. Hij was de kloek, wij waren de kuikens.

Dré heeft in de afgelopen jaren ongelofelijk veel tijd, geld en energie gestoken in de voortstuwing van de SV Rabilsky. Al voordat er van een SV sprake was, lanceerde hij het blad Schaaknieuws, dat nu als Rabilsky Gazet zulk een stormachtig en tumultueus leven leidt. In die eerste tijd was het dunner dan nu, nog niet zo netjes en het bezat slechts 1 nietje, in de linkerbovenhoek. Van dit blad is Den Dré vijf lange jaren hoofdredacteur geweest. Dat gaf wel eens aanleiding tot complicaties. Want Dré is dan wel heel enthousiast, maar zijn energie is niet altijd even duidelijk gericht. Zodat het kon voorkomen dat de abonnees van dit heerlijke tijdschrift maanden moesten wachten op het Kerstnummer en dit pas in de lente ontvingen, terwijl de voorzitter inmiddels al weer hard bezig was met de organisatie van het eerstvolgende Rabilsky Snelschaaktoernooi. Anderzijds is het ook zo dat de hoofdredacteur zich, speciaal voor de produktie van de Gazet, een PC aanschafte waar ikzelf, als professioneel broodschrijver, mijn vingers bij aflik. Ik bedoel maar...

Ook op andere fronten zette Dré zich in. Zo wilde hij er niet van horen dat het Rabilsky Congres in een andere behuizing dan de Zijne zou worden gehouden. Ons Clubhuis was bij Dré thuis, eerst in de Jacobijnestraat en nu alweer enkele jaren in de Kleine Houtstraat. Dat was natuurlijk jammer voor al diegenen die ook wel eens hun buren wilden verrassen met een defilé van Grote Geesten en Beroemde Mannen door de straat, maar uiteindelijk bleek Dré's Place toch het beste onderkomen. Vooral omdat de zorgeloze voorzitter er ook niet van wilde horen dat er voor het tijdens het congres vergoten bier werd betaald. Hierin mogen wij de oorzaak zien dat het agendapunt 'Vers Biertje' tijdens de vele Congressen regelmatig terugkeerde en dan door luid gejuich van de vergadering werd begroet. De voorzitter kon men op dat moment, terwijl de Congresgangers hossend door zijn kamertje dansten, tevreden glimlachend op zijn stoeltje zien zitten. Hij kende zijn Kudde. Overigens blééf hij op die momenten ook zitten. We moesten zelf het bier maar halen. Hij had al voor koffie gezorgd en dat was genoeg. Pappa vond het welletjes.

Zijn tomeloos enthousiasme richtte Dré niet uitsluitend op het IMRT. Dré is niet eenkennig, dames en heren. Welnee, hij schaakt alles wat los & vast zit. Zo is hij vaste gast op het Hoogovenschaaktoernooi in Wijk aan Zee, waar de organisatie speciaal voor hem elk jaar een extra pannetje Erwtensoep klaar zet. Ook tijdens het Jordaantoernooi in de hoofdstad is Dré, samen met enige andere leden van de Grote Acht, onopvallend aanwezig. Hij rookt zijn Lucky, drinkt zijn biertje en ziet goedmoedig om zich heen. Presteert de voorzitter ook iets tijdens deze toernooien, hoor ik u nu vragen. Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Ik heb er zelden iets van vernomen, maar uit het feit dat er geen Extra Edities van de Gazet worden uitgebracht mogen we concluderen dat noch in Amsterdam, noch in Wijk aan Zee, noch overal elders waar gelegenheidstoernooitjes worden georganiseerd, André Spaargaren met lauweren wordt omhangen. Ditzelfde is in het In Memoriam Rabilsky Toernooi het geval. Den Dré behoort hier tot de goede middenmoters. Hij is een man van uitersten en belandt daardoor in het midden. In zijn spel is hij onberekenbaar. Dat begint al bij het afspreken van de speeldatum. Op de meest ongelegen momenten moet Dré werken en gaat de Partij op het laatste moment niet door. Maar als het er dan uiteindelijk toch van komt weet de tegenstander nimmer wat hij van Dré kan verwachten. Speelt hij slecht, zoals wel eens voorkomt, of heeft hij vanavond een geniale bui waarin hij zelfs de tweevoudig winnaar van de Dildo van het bord veegt?

Nu vraag ik u af: is Den Dré een sjeuschaker? Zoals u weet is het sjeu een onderwerp van continue discussie binnen 'Het Rabilsky'. Volgens de één gaat het verloren door het toenemend fanatisme van de Grote Acht, volgens de ander blijft het behouden omdat het sjeu zich niets aantrekt van beperkende regels, zoals die vooral door de schaakklok worden opgelegd.

Wanneer we die laatste mening bezien, komt deze het dichtst bij wat Dré is. Ja, hij is een sjeuschaker, maar dan één die geen overdreven vrijheden nodig heeft. Hij heeft geen bezwaar tegen het doornemen van een partijtje Karpov - Kasparov, zijn boekenkast buigt bijkans door onder het toenemend gewicht van de immer groeiende rij schaakboeken en ook de Partijenzak vlooit hij iedere keer weer uit, op zoek naar nieuwe openingetjes en originele variantjes.

Doch ondanks deze studie blijft de voorzitter oog houden voor het sjeu. Dré is namelijk een buienmens. Heeft hij een fanatieke bui, dan schuift hij na de Zuurkool met Banaan achter het schaakbord en veegt de vloer met u aan. Heeft hij een sjeuige bui dan zal het hem allemaal een banaan wezen en kunt u alle kanten met hem op. En dat, dames en heren, is de essentie van de sjeuspeler. Ik heb me daar zelf ook vele jaren in vergist. Ik dacht dat een sjeuspeler altijd maar met het sjeu bezig moest zijn, meer dan met het Edele Schaakspel. Dat is niet zo. Een sjeuspeler laat zijn spelkwaliteit afhangen van hoe zijn pet staat. Of, in geval van Den Spaargaren, van hoe zijn brilletje staat. Ook hierin was hij altijd de gemoedelijkheid zelve. Als gevolg van zowel zijn positie als voorzitter als zijn beminnelijke persoonlijkheid heeft Dré in de loop der jaren een nog belangrijker rol toebedeeld gekregen. Namelijk die van boegbeeld. Een boegbeeld is iemand die in zijn persoonlijkheid een groep mensen verbeeldt. Politieke Partijen hebben een boegbeeld nodig. Hans Wiegel was het voor de VVD. Joris Voorhoeve was het niet. Dries van Agt was het weer wel. En Dré Spaargaren was het ook...

Een Boegbeeld is iemand op wie de leden van een vereniging hun eigen particuliere perceptie van de vereniging kunnen projecteren. Zoals u weet bestaat de absolute waarheid niet. Ieder heeft zijn eigen beeld van de realiteit. Conflicten tussen mensen ontstaan wanneer de realiteit van de een niet klopt met die van de ander. Hoe sterker nu iemand zijn eigen realiteit propageert, es te groter de kans op een aanvaring met iemand, wiens realiteit hierdoor in het gedrang komt. De verdienste van onze Heerlijke Voorzitter (HV) is nu, dat iedereen op hem zijn eigen realiteit kan projecteren. Dré is een wit bioscoopscherm.

Hiermee wil ik niet zeggen dat hij kleurloos is. Om de Dooie Donner niet. Wat zullen we nu beleven. Niks daarvan. Nee hoor. Maar zoals u weet bestaat de kleur wit uit een samengaan van alle kleuren van het spectrum. Zo kan Dré wit zijn, omdat hij alle kleuren heeft. Zijn machtig brein kent alle uitersten, en daarom rust hij in het midden, waar alles met elkaar in evenwicht is. Hij laat iedereen de ruimte om de figuur van de Voorzitter tot Mythische proporties aan te vullen. En daarom is er niet één voorzitter Dré: er zijn er 8! Ieder van ons heeft van de voorzitter zijn eigen beeld, dat hem dierbaar is. Omdat Dré die beeldvorming nimmer heeft geremd, is zij uitgegroeid tot mythologie. De vele verhalen die over de Voorzitter de ronde doen, of ze nu te maken hebben met zijn altijd boeiende haardracht, zijn ontbijtgewoonten of zijn voorzitterspakje, zijn allemaal van A tot Z gelogen. Maar ze scheppen een beeld dat sterker is dan een gewone sterveling ooit worden kan. Dré is een levende legende, een mythe, waar iedereen ongeremd in kan geloven. En dat geloof is al die jaren de basis geweest van zijn voorzitterschap.

Tijdens het laatste Congres heeft Voorzitter Dré zijn zetel vacant gesteld, met als gevolg dat Erica Winius (EW) er onmiddellijk op ging zitten. Met het aftreden van 'Dear Dré' is een tijdperk geëindigd, met het aantreden van Erica begint een nieuw. Hoe dat nieuwe tijdperk zich zal ontwikkelen zullen we zien. Ik heb alle vertrouwen in onze nieuwe voorzitter.

Maar het Spaargaren-tijdperk is onherroepelijk voorbij en we kunnen er alleen nog maar met weemoed aan terugdenken. Laten we dan nu in Groot Genootschappelijk Verband (GGV) afscheid nemen van Voorzitter André Spaargaren, met een toost op zijn gezondheid.

FREEK

Naar volgende artikel