(En dan nu: misschien het meest legendarische stukje uit de historie van de Gazet!)

STORTBAK

Mijn dag.

Door: J. Nunnink

Monter en opgewekt stap ik uit de weliswaar drukke, maar niet vertraagde trein. Een geur van urine treft mijn reukorgaan, maar ik loop snel door, de lucht ebt weg. Bij de uitgang van het station moet ik uitwijken voor een nogal robuuste man. Hoofdschuddend kijk ik hem na en loop door. Hierdoor struikel ik bijna over een paar op de grond uitgestrekte benen. Aan de benen zit een man vast met een bord om zijn nek: 'I'm hungry, please help'.

Vanzelfsprekend haal ik een zakje uit mijn tas, en deel mijn brood. Hij kijkt mij verbaasd aan. Ik begrijp het niet, en vervolg in gedachten mijn weg. Het stoplicht is rood, maar toch loop ik door, evenals ieder ander. Dan loop ik het Damrak op. Een rasta-achtige kerel stoot mij aan: "Hasjiesj?" Ik glimlach naar hem: "Proost!" Zonder mij een blik waardig te keuren gaat hij verder.

Ik blijf vrolijk, ach waarom niet, de zon schijnt en de walm van de uitlaatgassen zit pas in de middag. De Universiteit is niet ver meer als ik de Dam afloop. Ik wijk daarbij nog even uit voor een Japanse toerist die zijn metgezellin wil fotograferen bij het monument. Op dat moment komen drie jongens op mij af: "Weet U misschien hoe laat het is?" Ik kijk op mijn horloge en blijf zelf automatisch stilstaan. Plotseling staan ze allemaal om me heen, messen flikkeren in hun handen. "Je horloge en je portemonnee." Ik kijk ze vriendelijk aan, geef portefeuille en horloge af aan de jeugdige delinquenten en neem ze goed in me op.

Snel zijn ze verdwenen. Ik pak mijn notitieboekje en schrijf alle kenmerken op waaruit kan blijken wie het zijn. Ik pak mijn tas weer in en geef door aan een passerende agent wat mij is overkomen. Hij blijft zeer vriendelijk en ik wens hem een fijne dag, om daarna mijn weg te vervolgen naar de Universiteit.

Een leuk hondje met een grappig snuitje (gelijk een varken) en een krulstaartje (idem) komt kwispelend op mij af. Ik aai hem, hij bijt een stuk uit mijn mouw en vervolgt zijn weg, net als ik trouwens. Zachtjes begin ik te fluiten, en op het ritme van het wijsje beweeg ik mij dansend tussen de Amsterdammertjes door. Bijna bij de Universiteit word ik haast geschept door een vrachtauto, maar intuïtief kan ik net opzij springen. Ik wuif naar de sjaffeur, hij grijnst vriendelijk terug. Ja, het is een heerlijke dag...

Opeens voel ik mijn rechtervoet ongewild voor mijn linkervoet uit schuiven. Bruine drek hoopt zich op aan de rand van mijn schoen. Ik ga op een trapje zitten en begin te huilen...

 

Naar volgende artikel