WEST-KNOLLENDAM
(RPB) - Op initiatief van het RPB zal er vanaf heden in iedere Gazet
een interview verschijnen met één van de Grote acht,
zolang de voorraad strekt wel te verstaan. Voor de uitvoering van
deze taak heeft het RPB versterking gezocht in de persoon van Richard
van der Laan.
Als eerste in deze serie interviewt
hij niemand minder dan André Spaargaren, de onbetwiste
voorzitter van het IMRT en momenteel met een gedeelde derde plaats,
kanshebber voor de titel. Hoe ziet hij zijn rol als voorzitter,
hoe moet het verder met de Rabilsky en de Gazet en hoe hoog schat
hij zijn kansen op de eindoverwinning. Een interview met een enthousiaste
Rabilskiaan die nog twijfelt tussen een voetbal- en een schaakcarrière.
André
Spaargaren - Voorzitter op de Tweesprong
HAARLEM (RPB) - "Van de mensen die op de derde
plaats staan, geef ik mezelf de meeste kans. Ik ben dus kanshebber,
samen met Hanke en Sander." Optimistische geluiden van de eerste
man van het Rabilsky, wiens positie nooit ter discussie staat,
tenzij hij daartoe zelf het initiatief neemt. Doch, tussen kanshebber
en titelhouder staan nog twee hindernissen, waarvan Winterkampioen
Sander in zijn ogen de grootste is. "Sander speelt het meest regelmatig.
Ikzelf speel veel wisselvalliger. De partijen tegen Hanke en Eric
verloor ik omdat ik te graag wilde winnen." Tegen Sander ging
hij in het eindspel ten onder. De vier punten die hem nu recht
geven op de gedeelde derde plaats, vergaarde hij uit vier winstpartijen,
te weten van Freek, Jeroen, Jos en Erik. Geen remises "Ik hou
ervan om door te vechten. Maar het is ook wel toeval hoor."
Het niveau van de in de Rabilsky gespeelde partijen
is groeiende. De meeste spelers besteden steeds meer tijd aan
voorbereidingen en studies. Voorlopig 'slachtoffer' van deze ontwikkeling
blijkt de huidige kampioen Erik D. te worden. "Erik is ingehaald
door andere spelers omdat hij minder hard is gegroeid dan de rest.
Hij is geen kanshebber meer, maar nog wel een struikelblok." André
ziet de ontwikkelingen aan en weet wat hem te doen staat. Tenslotte
koestert hij de sterke ambitie ooit de Rabilsky op zijn naar te
schrijven. "De eerste competitiehelft heb niet zo veel tijd aan
het schaken besteed. Hooguit zo'n uur per week. Dat wil ik opvoeren.
Niet alleen voor de Rabilsky, want ik wil daarnaast bij een club
gaan spelen. Het is goed voor m'n spel om ook eens tegen anderen
te spelen. Het moet natuurlijk niet te gek worden, maar zo'n 5
uur per week lijkt me wel wat. Helemaal zeker is het nog niet.
Ik speel momenteel nog zaalvoetbal, maar ik krijg steeds meer
last van blessures. Misschien stop ik dus wel met voetbal en ga
ik me helemaal toeleggen op het schaken."
André hield zich al op jonge leeftijd bezig
niet de denksport. Toen was het echter het dammen, waar hij zelfs
Haarlems schoolkampioen mee wist te worden. "Ik was toen elf jaar
en deed er helemaal niets voor. Het jaar daarop werd ik echter
derde. Ik verloor van een meisje waar ik het jaar daarvoor makkelijk
van gewonnen had. Dat was toen een grote teleuirste1ling." Deze
teleurstelling was groot genoeg om een mogelijke grote damcarrière
in de in de knop te doen sterven.
"Als ik iets leuk vind, stop ik er veel energie
in." Het is duidelijk: André vindt de Rabilsky leuk. Zijn
activiteiten voor het toernooi werden beloond met de titel 'voorzitter'.
"Eigenlijk stelt het niet zo veel voor. Ik probeer de groep bij
elkaar te houden, ik zorg dat alles gedaan wordt en luister naar
iedereens grieven. Je zon kunnen zeggen dat ik de kip ben die
de kuikentjes bij elkaar houdt." Hier moet hij zelf even glimlachten
om de vergelijking die hij maakt. "Ik hoop dat de Rabilsky in
deze vorm nog heel lang zal blijven bestaan. Wel ben ik voor een
uitbreiding naar twaalf deelnemers. Als de ambitie groot is, en
de groep is klein, dan bestaat de kans dat de groep uit elkaar
valt." En hier valt de eerste opmerking over de toekomst van de
Rabilsky. André heeft er meer. "Het lijkt me een goed idee
om de klok in te voeren." En even later: "Sommige wedstrijden
zouden een wedstrijdcider moeten krijgen. Nu is bet nog zo dat
de spelers onderling uit kunnen maken in een partij hoe de regels
gehanteerd worden. Dat is in principe geen goede zaak." Na de
volgende opmerking kijkt hij even naar het plafond alsof hij daar
het droombeeld ziet waarvan hij weet dat verwezenlijking onmogelijk
is: "Het zou mooi zijn als de Rabilsky een echte vereniging zou
worden. Maar dat zou veel te veel rompslomp geven." Uit al zijn
opmerkingen blijkt de richting die hij de Rabilsky uit ziet gaan:
van een gezellig vriendenclubje naar een meer serieuze schaakcompetitie
waarin de belangen groeien en dus de spanningen wel eens stijgen.
"Binnenkort krijgen we een 'risicowedstrijd' als Jeroen en Hanke
tegen elkaar spelen. Naast liet bord kunnen ze het prima met elkaar
vinden, maar achter het bord hebben ze het nog wel eens moeilijk
met elkaar." Voor wat betreft het toernooi zal er gekozen moeten
worden tussen behoud van de huidige opzet niet alle problemen
van dien, en een verandering in de richting van een meer serieuze
competitie met meer regels die ook beter gehanteerd worden. Maar
ook de Gazet staat op een tweesprong. "Het blad is een eigen leven
gaan leiden. Het is ontstaan als leuke bijkomstigheid, maar heeft
ondertussen ook aardig wat abonnees die niet bij de Grote Acht
horen. Het blad groeit net zo hard als het toernooi. Misschien
wel te hard. Moeten we er nu een blad van maken voor iedereen,
of een echt schaakblad." Als ik zeg dat de Gazet eigenlijk vlees
noch vis is, sluit hij zich bij deze mening aan. "Het is moeilijk
om een schaakblad te maken. Bovendien zijn de meningen verdeeld.
Als je er een echt schaakblad van maakt, wordt liet misschien
voor sommige abonnees niet interessant meer." Deze laatste opmerking
is een vermoeden. Zekerheid is er niet want wie die lezers van
de Gazet nou zijn, weet hij niet. "Misschien moet er maar eens
een enquête komen." De Gazet moet anders, dat is duidelijk.
"Je kunt wel zo aan blijven modderen, maar dat houdt ook over."
Aan het eind vraag ik hem wat hij zou doen als
hij zich zou realiseren dat de titel in de Rabilsky voor hem nooit
haalbaar zou zijn. Hij slaagt voor de test of stuurt me bekwaam
het bos in: "Hmm, ik vind meedoen denk ik toch het leukst."
Naar volgende artikel