J.H. Donner, Hein voor vrienden (dus niet voor mij)

Over Donners biografie

Door Hanke Winius

Nu ik in 's-Gravenhage woon begint het me pas op te vallen dat deze 'provinciestad' toch heel wat 'grootheden' heeft voortgebracht. Kees van Kooten, Willem Drees jr., Max Euwe, Hans Korteweg (jawel, en u leest later waarom ik de vader van mijn voormalige eega noem) en natuurlijk Johannes Hendrikus Donner. Donner speelde bij de Haagse schaakvereniging Koninklijke 'Discenso Discimus' kortweg DD genoemd omdat de spelers de volledige naam ook maar ver gezocht vonden, hetgeen vertaald een nogal oubollige lading krijgt: "door te leren leren wij" (zucht, je meent het). Het speellokaal is gevestigd aan de Van Speijkstraat in het befaamde 'Nationaal Schaak Gebouw'. Met het NSG wilde de aanschaffer, Alexander Rueb, voorzitter van DD én de Wereldschaakbond, daadwerkelijk een soort schaakcentrum van de grond brengen, zoiets als het huidige Max Euwe Centrum. Het NSG is echter tot op heden gebleven wat het was: het speellokaal van DD.

DD was een vereniging met een behoudend en beschaafd cultuurtje, een vereniging waarvan, naast Max Euwe zelf, een aantal ministers lid waren. Het lag in de lijn van Donners ontwikkeling. Hij is bekend geworden als een buitengewone, lastige en tegendraadse klant, met afkeer van wat doorgaans de bourgeoisie wordt genoemd. Dit is echter nogal uit zijn verband gerukt. Enerzijds was hij inderdaad tegendraads, maar anderzijds heeft hij altijd de bescherming gezocht van uiteindelijk nogal conservatieve zaken. Donner groeide op in een zeer

welvarende en behoudende omgeving. Zijn vader was lange tijd minister van Justitie en een 'klassieke antirevolutionair' -lid van de Antirevolutionaire Partij, kortweg AR, later opgegaan in het CDA-, met name voor de oorlog een functie met buitengewoon veel aanzien. In deze omgeving groeide Donner (met Donner bedoel ik Hein) op tot iemand met een intellectuele, maar pragmatische interesse. Nadat hij op een nogal merkwaardige wijze het gymnasium had doorlopen -zijn opleiding werd verstoord door de Tweede Wereldoorlog en een toenemend enthousiasme voor het schaakspel- ging hij studeren aan de Vrije Universiteit. Eerst medicijnen, wat hij al snel inruilde voor rechte

n, tot grote vreugde van zijn vader. In tegenstelling tot grote broer André bleek Donner geen wetenschappelijke pretenties te hebben. Zijn broer had het binnen een recordtijd tot hoogleraar geschopt, maar Donner schaakte en dronk liever. Hij werd een 'brasser'. Hij werd lid van 'Dil Desperandum Deo Duce', het studentencorps van de VU. Later werd hij lid van het dispuut 'I.U.M.B.0.', doorgaans jumbo genoemd. Het was een clubje louter bestaande uit ballen van het ergste soort. Allemaal afkomstig uit zeer gegoede families (dat was een voorwaarde om lid te worden) en met maar één doel voor ogen: carrière maken middels het 'old boys network'.

Pas na een jaar of vier studeren begon Donner zich hiervan af te keren, al is hij tot zijn 50e studentikoos gebleven. Hij ging niet meer naar de verplichte kooravonden en werd later 'ontslagen' als koorlid. Eigenlijk nam hij zelf ontslag. Schaken was te belangrijk voor hem geworden en hij besloot prof te worden, voor zover dat mogelijk was. Het was vrij uniek, want echte professionals bestonden nog niet. De Russen waren staatsamateurs en in het westen zou Fischer pas de eerste grootverdiener worden. Euwe bijvoorbeeld heeft naast het schaken altijd gewerkt.

Donner werd inderdaad een 'bohémien', maar vooral omdat hij 's nachts leefde en verkeerde in artistieke kringen. Zo ging hij lange tijd met Mulisch om. Nu heb ik het al niet zo hoog op met Mulisch, maar uit zijn biografie valt op te maken dat Donner hem werkelijk adoreerde en dat zijn schaaktalent waarschijnlijk hierdoor nooit volledig benut is. Hij had talent (volgens o.m. Euwe en Bronstein), maar hij wilde Mulisch worden. Opmerkelijk, maar enigszins waar. Ik heb me al eerder afgevraagd waarom Mulisch is wat hij is, maar nu wenste ik toch dat Donner de man nooit had ontmoet. Het tekent echter Donners probleem: hij was zelf weinig creatief. Dit viel ook op in zijn schaakstijl. Hij gedroeg zich jegens de buitenwereld dédain, arrogant en dus vervelend tegendraads. Hij was vaak gewoon bot en maakte veel vijanden, met Lod. Prins als uitschieter. Over Donners gedrag in de jaren '60 wordt nogal opgegeven: een echte vernieuwende kracht zou hij zijn geweest. Dit blijkt nogal tegen te vallen. In de bespreking van de jaren '60 voert de auteur Hans Korteweg op (zie pagina 115 en 116), hetgeen voor mij vooral geinig is. (Overigens zegt Munninghoff dat er bij de bijeenkomst op de Haagse Laan van Meerdervoort, welke hij omschrijft als de eerste provo-actie, georganiseerd door Korteweg en zijn vriend Roel van Duijn, enige honderden mensen waren, inclusief Munninghoff zelf. Volgens Korteweg waren er exact 29 mensen, die hij allemaal bij naam kan noemen en een zekere Alexander Munninghoff was er zeker niet bij.)

Pas na zijn hersenbloeding krijgt Donner de lauweren van de 'gevierde' auteur omgehangen, nota bene door Mulisch, welke Donners ontwikkeling eigenlijk alleen maar heeft gehinderd. De laatste twee pagina's van de autobiografie zijn de beste; het is niet onmogelijk dat er dan enige echte emoties bij de lezer worden losgemaakt. Kortom: een boek dat eigenlijk voor iedere Rabilskiaan een must is. Immers, met onze naam eren wij Godfried Bomans, maar als schaakvereniging hebben wij altijd Donner als boegbeeld gehad. Het was immers Donner die schaken koppelde aan het fenomeen schrijven. Daarnaast overleed Donner juist in de periode dat het IMRT zijn ontwikkeling min of meer voltooide tot wat het nu is en hebben wij naast het IMRT een 'instituut' met de naam J.H.D(onner)-trofee.

Leuk toevoegsel is een aantal partijen van Donner en dan met name partijen die hij razendsnel verloor. Want daar was Donner in de schaakwereld vooral bekend om: zijn miniatuurtjes (let wel: die hem een nul opleverden). De bekendste is het miniatuurtje tegen Van den Berg (Noordwijk, 1965), maar ook de volgende mag er zijn:

Donner-Bouwmeester (Amsterdam, 1948):
1 e4 c5 2 Pf3 Pc6 3 d4 cd4x 4 Pd4x Pf6 5 Pc3 d6 6 Le2 e5 7 Pb3 Le7 8 f4 0-0 9 f5 Db6 10 Lg5? Pe4x! 11 Le7x?11 Pe4x Db4+ 12 Pbd2 Lg5x 13 Pg5x Dh4+. 11...Df2 mat.

Alexander Münninghoff (m.m.v. Maarten de Zeeuw): Hein Donner 1927-1988, Scheffers, 1994


Naar volgende artikel