Naar aanleiding van de oplevering van de Rabilsky-trofee verscheen dit stuk in # 7.

Bedrijfsportret

 

Onze speurtocht naar 'het Oude Ambacht' leidt deze keer naar Heemstede. Aan de Balistraat aldaar wijst een metershoge pion, geschilderd in vrolijk paarsgroenblauworanjegeel met witte vlekjes, de voorbijganger op het bedrijf dat deze regio beheerst. In deze straat is de schaakstukkenfabriek Gambiet, J. Williams en Zn. v/h Het Matje gevestigd. Het is deze toonaangevende firma die dit jaar de fel begeerde order in de wacht sleepte voor levering van de trofee 'voor de winnaar van het Tweede In Memoriam Rabilsky Toernooi.

De oude Williams doet zelf open. "Welja, ook dat nog", horen we hem vrolijk mompelen als hij ons voorschuifelt naar de werkplaats. En dan: "Mot je een borrel?" Graag, knikken we heftig. Knorrend sloft de ambachtsman weer weg. Gelukkig, dat geeft ons de gelegenheid om rustig in het atelier rond te snuffelen. De grond is er bezaaid met zaagsel en houtkrullen. In een hoek ligt een stapel poetsdoeken, waaruit een zacht geronk opstijgt. Tegen een wand zijn enkele boomstammen opgestapeld, klaar om te worden verwerkt tot loper, pion of paard. Een werkbank staat vol met potjes verf van allerlei kleuren, kwasten en schuurpapier. Stiekem probeer ik een potje in mijn wijde jas te verbergen om daarmee vanavond mijn eigen, versleten spel op te knappen. Het kreng blijkt echter te lekken en verschrikt zet ik het neer. In een poging om mijn handen schoon te maken voordat mijn gastheer terugkomt, grijp ik in de stapel poetsdoeken naar een schoon plukje poetskatoen. Een verschrikkelijke kreet volgt echter wanneer ik Hank Williams Jr. aan zijn haar tevoorschijn trek. "Niet doen, Merel" roept hij angstig. Juist op dat moment treedt zijn oude heer binnen, overhandigt mij een glaasje en een fles Berenburg en in dezelfde beweging zijn zoon een klinkende muilpeer. "Zat je weer te pitten, apejong!" bromt de rondborstige handwerksman. En tegen mij: "Zuip maar op." Mooi, dat is binnen. Terwijl Williams Jr. met vochtige oogjes de vloer gaat vegen, zetten Sr. en ik ons neer in het kantoor en verdiepen ons in de wetenswaardigheden van het familiebedrijf.

Er op los
De historie van de enige echte Heemsteedse schaakstukkenfabriek gaat ruim twee decennia terug. Williams Sr., die er maar een beetje op los leeft ondanks de vermanende opmerkingen van mevrouw Williams, wordt nu door dezelfde gedwongen om naar een enigszins riante inkomstenbron om te zien. Immers, er is een kleine op komst. Williams geeft zijn krantenwijkje op en werpt zich op de fabricage van damschijven. "Daar zat destijds nog leuk handel in", herinnert hij zich. "Sijbrands timmerde nog flink aan de weg. En de productie is simpel. Je neemt een rolletje hout en je zaagt 'em in plakkies." De damschijven van Williams gingen in die gouden jaren de hele wereld over. "In Taiwan betaalden ze rustig een joetje, netto, per stuk. Die gekken" droomt d'Oude Williams.

Maar aan deze vette jaren kwam een einde met de opkomst van het schaakspel. Was deze sport een vijftal jaren terug nog praktisch onbekend, op dit moment is het een rage die aan niemand voorbij gaat. In vele tuinen, ja, zelfs op flatbalkons, worden grote en kleine schaakbanen aangelegd, waar complete gezinnen zich vermeien met het vrolijke spel. In veel gemeentes hebben parken en plantsoenen plaats moeten maken voor breed opgezette openbare schaakbanen. Vooral de gemeente Velsen mag hier worden genoemd. De baan die hier is aangelegd op de plaats van het voormalige park Velserbeek is een bezienswaardigheid. Het anderhalve kilometer lange parcours is geheel bekleed met piepschuim. De 7 kombochten en de zeephelling voldoen aan de laatste specificaties van de Max Euwe Stichting. Het is dan ook niet vreemd dat deze baan door Williams en Zn. is uitgekozen als testcircuit voor de nieuwe modellen.

"Nu we 't daar toch over hebben, hoe ontstaat zoiets eigenlijk, zo'n nieuw model?" vraag ik, terwijl ik een vluggertje achterover sla. De volgende nuttig ik langzaam, terwijl Williams voortboert over zijn flauw bedrijf. Eerlijk gezegd is de helft van zijn verhaal me ontgaan, maar iets is er toch nog blijven hangen. Het is dit:

Nieuwe modellen worden ontworpen door dochter Erica Williams. Op een pleepapiertje schetst zij de eenvoudige vorm, ingegeven door de laatste modegrillen en een flauw vermoeden van nieuwe ontwikkelingen op de markt. De tekening wordt door vader Williams, een man 'wiens handen maken wat z'n ogen zien', omgezet in een stuk hout, dat met de weidse naam 'prototype' wordt opgezadeld.

Op dit zadel neemt Junior plaats, die met het exemplaar, meestal een pion, een rondje door de buurt maakt. Vervolgens worden enige kinderziektes verwijderd -mazelen, pestpokken, enfin, u kent het allemaal wel- en 't ding wordt in een kleine serie op de markt geworpen. Wanneer het deze slag overleeft en dus steviger blijkt te zijn dan iedereen had gedacht, gaat de eigenlijke produktie van start. Daarnaast worden ook de varianten in produktie genomen. Loper, paard, toren, etc., etc., etc.

Knap saai
Juist, dat weten we ook weer. Fijn. Dooie boel is het hier. Ik bedoel, knap saai kantoor. Portretjes aan de wand, een oude stoel, een fles op tafel... O, ja. Terwijl ik weer eens inschenk realiseer ik me dat die borrelglaasjes veel te klein zijn. Ik zet dus de fles aan mijn mond maar probeer tegelijkertijd aan de oude heer Williams te vragen hoe hij eigenlijk die order van Rabilsky in de wacht kon trekken. Het klinkt ongeveer zo. "Zje Williii, oe en je aan jie elsjeike obrag komme vooj jovee, elggelbe zedoe vehibde aggeleze balle. E daar vooze jeinere lazedael Rabilsky?" "Dat zit zo", verklaart Williams, terwijl hij zijn privé-fles appelsap onder de bank vandaan haalt. "Ik wil niet veel zeggen, maar het was een raar zaakje. Ze hebben me lekker gemaakt. "Williams", zeiden ze, en die kleine Spaargaren voorop. "Williams, misschien zit er dan volgend jaar een order in voor alle schaakspellen van het toernooi. Volgens Spaargaren kon-ie dat zo door de vergadering heen drukken, geen probleem. Ze moesten een loper hebben en het zou dik betaald worden. Goed, ik aan de gang. Nou heb ik toevallig een broer die in tapijten doet, dus ik denk: Kasie! En een week later kom ik bij Spaargaren met de mooiste loper die je ooit hebt gezien. Was het niet goed! En schelden, dat ventje, en tieren! Wat ik wel dacht en of ik wel goed bij me hoofd was en dat-ie z'n kat op me af zou sturen! Dus ik weer op de bakfiets en ik een loper gemaakt. Uren heb ik aan dat ding gewerkt, meneer. Tot diep in de nacht. Mijn vrouw, het goeie mens, heeft me 's nachts wel eens wakker gemaakt, dat ik boven de Draay-bank in slaap gevallen was. Maar toen-ie af was, was ik er ook best trots op. Dat mag u wel weten. Ik heb em eerst een week in de huiskamer gehad, want ik kon er niet meteen afstand van doen. Afijn, ik zal dat ding wegbrengen, kom weer bij Spaargaren, wat denkt u dat ie zegt, meneer? Fijn, Williams, zet 'em daar maar neer! En ik kon gaan...."

Houtwormen
Hoe vreselijk is dit alles. Om me een houding te geven giet ik de laatste slok naar binnen. Terwijl ik naar een gat in de vloerbedekking kijk, dat langzaam groter wordt om plaats te maken voor vijf enorme houtwormen, ze glibberen langzaam uit het gat omhoog, rekkend en strekkend met hun lijven, ze richten hun koppies op en cirkelen traag om mijn schoenen heen, ze...
"Da's niet mooi, Williams", zeg ik om maar wat te zeggen. "Maar je bent er wel flink voor betaald mag ik aannemen?"
-"Zeker," klinkt het koel."
- "Een paar meier ben je er toch wel op vooruit gegaan?" vraag ik weer.
- "Nou, nee."
- "Nee, we zijn natuurlijk een arm clubje. Maar in ieder geval zijn toch je onkosten vergoed?"
- "Niet echt."
- "Maar man je hebt toch wel wat gekregen?" vraag ik nu, oprecht begaan met het lot van deze hardwerkende huisvader.
"Een fles Berenburg," klinkt het afgemeten.
Beschaamd sla ik mijn ogen neer, naar het gat in de vloerbedekking, waar nu geen wormen meer uitkomen, maar diffuse drakenkoppen, met grote bekken en een slechte adem. Of nee, het is mijn eigen slechte adem. Mijn kegel. "M'n zoon moet straks toch nog naar IJmuiden, u kunt wel meerijden."
En zo komt het dat ik dit artikel schrijf, gezeten in de bakfiets van de firma Gambiet, J. Williams en Zn. v/h Het Matje. We zijn nu ter hoogte van Bloemendaal, de vogels fluiten, en ik voel me gelukkig. Weg schuldgevoel! Wat drommel zal ik me schuldig voelen dat die man niet betaald is. Valt eerlijk handwerk nog te betalen? Neen. Vallen uren van intensieve arbeid, van eindeloos vijlen, schuren en zagen, te betalen in pecunia? Neen. Niks daarvan. Daar kan niets tegenop. Alleen dankbaarheid. En dat heb ik die man daarnet verteld. Ik heb gezegd: "Williams, kerel. Wat jij gedaan hebt, is te groot voor de materie. Daar kunnen wij onze armzalige florijntjes niet tegenover stellen. Dat zou een belediging zijn." En wat denk je. Hij werd er helemaal blij van. Toen hebben we samen nog even twee coupletten van het Rabilsky-lied gezongen en ik ben vertrokken. Hij woof me wel een uur na, de goeierd. Vind je het gek dat ik me gelukkig voel? Hankie Pankie, zet de sokken erin, jongen! Ik ruik al de zeelucht. IJmuiden, ik kom eraan!

Fré

Naar volgende artikel