Middeleeuwse
Geschiedenis
|
|
Van den Vos Reynaerde |
|
|
|
De
schrijver Het boek begint met de volgende dichtregels: " Willem, die Madocke maecte, Daer hi dicken omme waecte, Hem vernoyde so haerde Dat die avonture van Reynaerde In dietsche was onvolmaket bleven, Die Arnout niet hevet vulscreven, Dat hi die vijte van Reynaerde dede soucken, Ende hise na den walschen boucken In dietsche dus hevet begonnen. " Kortom: Willem kan de gehele Reinaert hebben geschreven, waarbij de genoemde Arnout de auteur van een ander (onvolledig) Reinaert-verhaal zou kunnen zijn. Echter, twee voorbeelden van andere theorieën zijn dat: " Arnout de auteur is van deel 1 (tot aan de terdoodveroordeling van Reinaert) en Willem de originele voortzetting en de proloog heeft geschreven; " Willem het verhaal volledig heeft geschreven en aangeeft dat hij het eerste deel heeft gebaseerd op het Franse Li Plaid (het pleidooi). Arnout zou dan een kopiistenverschrijving zijn voor Perrout, de auteur van Li Plaid. Het verhaal (gedicht) in het kort De koning besluit dat Reinaert gedagvaard moet worden en geeft Bruun de Beer de opdracht Reinaert, op last van de Koning, te gebieden naar het Hof te komen en zich te onderwerpen aan de gebruikelijke procedures. Reinaert verzint een list waarbij hij gebruikt maakt van de menselijke eigenschap hebberigheid. Meer dood dan levend bereikt Bruun het hof. De geschokte Koning stuurt vervolgens Tibeert de Kater; hem treft eenzelfde lot als Bruun. Ten slotte stuurt de Koning Grimbeert de Das. Deze weet, mede door de familieband, Reinaert over te halen zijn berechting te ondergaan. |
|
![]() |
|
Een
derde weigering zou overigens betekenen dat Reinaert schuld zou bekennen.
Het hof acht Reinaert schuldig aan de tegen hem aangevoerde aanklachten
en veroordeelt hem tot de dood. Maar Reinaert zou Reinaert niet zijn wanneer
hij verwarring weet te stichten en daarmee de zaak naar zijn hand te zetten.
Terwijl zijn aartsvijanden, Bruun, Tibeert en Isengrijn de Wolf, met zichtbaar
genoegen vertrekken om een galg op te richten, begint Reinaert beschuldigingen
te uiten tegen juist deze drie. Met een geniaal verhaal, waarin hij -om
het verhaal meer geloofwaardigheid te maken- zijn vader opvoert als kwade
genius, weet hij Bruun, Tibeert en Isengrijn in een kwaad daglicht te stellen.
Zij zouden een complot hebben beraamd met als doel het ten val brengen van
de Koning. Reinaert brengt terloops ook nog even een schat aan de orde.
Deze schat bestaat uit het geld waarmee zijn vader, Tibeert, Bruun en Isengrijn
de revolte wilden financieren. Reinaert vertelt dat hij de schat met gevaar
voor eigen leven heeft gestolen en daarmee de aanslag op de Koning heeft
voorkomen. Reinaerts vader heeft zich, nadat hij ontdekte dat de schat was
gestolen, verhangen. Reinaert stelt nu dat het toch wel merkwaardig is dat
gezien deze feiten juist hij wordt veroordeeld terwijl Bruun een adviseur
van de Koning is. De Koning én de Koningin nemen Reinaert apart:
ze willen weten waar de schat is verstopt. Reinaert is bereid het te vertellen
wanneer de Koning hem vrijspreekt. De Koning twijfelt, maar de Koningin
haalt hem over: Reinaert wordt vrijgesproken. Wanneer Bruun en Isengrijn
dit nieuws vernemen haasten ze zich terug naar het hof, waar ze gevangen
worden genomen. Tibeert keert niet terug naar het Hof. De Koning wil dat Reinaert met hem de schat op gaat halen. Reinaert weet ook hier een draai aan te geven: hij is in de ban en kan daarom niet samen met de Koning worden gezien. Hij wil direct een aanvang maken met de pelgrimtocht die nodig is om de ban op te heffen. De Koning stemt hiermee in. Reinaert ziet nu kans zijn vijanden een hak te zetten en vraagt de Koning of hij een pelgrimtas mag hebben van de huid van Bruun en schoenen van de huid van Isengrijn. Daarnaast verzoekt hij de Koning of Cuwaert de Haas en Belijn de Ram hem op het eerste stuk van de pelgrimtocht kunnen vergezellen. De Koning stemt in alles toe. Het drietal vertrekt naar Maupertuus, het kasteel van Reinaert. Daar aangekomen vraagt Reinaert Cuwaert mee naar binnen te gaan voor het afscheid van zijn vrouw en kinderen. Eenmaal binnen doodt Reinaert Cuwaert. Belijn krijgt argwaan en roept van buiten wat er loos is. Reinaert antwoordt dat alles in orde is, maar dat zijn vrouw is flauwgevallen. Hij vraagt Belijn enige brieven naar de Koning te brengen. Reinaert kan dan verder op pad en Cuwaert kan dan nog enige tijd voor Reinaerts vrouw zorgen. Belijn krijgt van Reinaert de pelgrimtas overhandigd, niet wetende dat daarin het hoofd van Cuwaert zit. Reinaert drukt Belijn op het hart niet in de tas te kijken, maar dat hij het hof wel mag vertellen dat Belijn mede verantwoordelijk is voor de inhoud. Belijn vertrekt en Reinaert vlucht met zijn gezin naar de 'wildernis'. Bij het hof aangekomen geeft Belijn de tas met de vermeende brief aan de koning. Daarbij benadrukt hij dat hij het is die de brief heeft opgesteld en verantwoordelijk is voor de inhoud. Al snel blijkt dat de inhoud anders is dan gedacht. De koning is ontzet en begrijpt dat hij door Reinaert ernstig is bedrogen. Hij besluit op advies van Firapeel de Luipaard de getroffenen een zoenoffer aan te bieden om het aangedane onrecht te vergoeden: in ruil voor het zweren van eeuwige trouw aan de koning en als genoegdoening biedt de koning Izengrijn en Bruun de zeggenschap over Belijn en zijn familie. "In het veld of in het bos, jullie kunnen vrij over hen beschikken en ze naar hartelust doodbijten." Daarnaast zegt hij toe dat de twee nooit meer iets te vrezen zullen hebben van de koning. Bruun en Izengrijn aanvaarden het voorstel. Nadere verklaring Door de dierenkarakters worden maatschappelijke fouten aan de orde gesteld. Kritiek en ironie zijn toepasbare termen. Kritiek is er op de feodaliteit (waarin corruptie en schijnheiligheid worden uitvergroot door de auteur), op het kerkelijk gezag en op de burgerij. Over de personages zou je kunnen zeggen dat Reynaert (de hoofdpersoon in het verhaal) buiten en boven alle standen staat. Hij is sluw, zelfverzekerd en gewetenloos. Hij maakt gebruik van de zwakheden van zijn tegenstanders. Nobel is de koning der dieren en vertegenwoordigt de adel. Hij is zwak en karakterloos, maar erg hebzuchtig. Ysengrijn, Bruun en Tybeert staan voor de burgerij. Ze vertegenwoordigen de slachtoffers van Reynaert. Ze haten hem en zijn bang voor hem. Grimbert (das) is één van de weinige die nog achter Reynaert staat. Hij is dan ook de derde en meest fortuinlijke dagvaardiger. Belijn (ram) is de hofkapelaan en vertegenwoordigt de geestelijkheid. Hij is naïef en onnozel. Het zijn allemaal dieren met (voornamelijk slechte) menselijke eigenschappen (antropomorfisme). Tijd Men vermoedt dat het Middelnederlandse Reinaert-verhaal stamt uit de 13e eeuw. Vaak wordt het jaar 1260 genoemd (literairecanon.be). Plaats Vlaanderen lijkt de streek waar het verhaal zich afspeelt. Genoemde plaatsen van handelen: Gent (r. 88), het gebied tussen Portengen en Pollanen (r. 301), Elmare (r. 371), Vermendois (r. 1510), het Zoete Land van Waes, dorp Hijfte, tussen Hijfte en Gent (r. 2261), Oost-Vlaanderen, Bos Hulsterlo (Kriekeput) (r.2576). Verder ook Londen, gebied tussen de Elbe en de Somme, Thuringen en Saksen, Aken, Parijs, Keulen, de Jordaan, Rome en in de inleiding Babylonië. Economie Gerefereerd wordt aan laken dat in Gent is gemaakt. Daarnaast worden werktuigen genoemd die werden gebruikt bij het verrichten van arbeid: de bezem, de hark, de bonenstaak ("zoals ze van hun werk waren weggelopen", duidelijk landbouwers). De vrouw van de pastoor (toen trouwden geestelijken blijkbaar nog) droeg spinrokken (garenklossen) voor het spinnen van vlas. Lamfroit droeg een bijl als werktuig. Tot slot wordt de Mark genoemd als munteenheid (of in ieder geval als betaalmiddel). Samenleving Vooraf wil ik opmerken dat het onderscheid godsdienst/samenleving/politiek soms arbitrair is. Het gedicht Van den Vos Reynaerde wekt de indruk dat adel formeel hiërarchische verhoudingen erkenden en de koning zagen als hun leenheer. De term leenheer (zie ook politiek) wordt nadrukkelijk gebruikt. Echter, van het centrale gezag is weinig te merken in de dagelijkse gang en wandel der edelen. Zeker over de onderlinge relaties komt een beeld naar voren waarin honger naar macht en bezit (er is niet veel veranderd zo lijkt het) de agenda bepalen. Ook de koning laat zich hierdoor beïnvloeden. Nádat hij op advies van zijn raadslieden Reinaert ter dood heeft veroordeeld, komt hij hierop terug. Hij laat zich door Reinaert verleiden met de belofte dat deze hem naar een schat zal leiden. Niet erg krachtdadig. Direct aangehaalde zaken zijn de hofdag, dat iets weg lijkt te hebben van een gezellig samenzijn van de leenheer en zijn leenmannen, maar dat vooral door de heer georganiseerd wordt ter meerdere eer en glorie van zichzelf. In de inleiding maakt schrijver Willem direct duidelijk dat er in de middeleeuwen (literatuur)critici bestaan. Hij raadt ze af kritiek te leveren: "Daden si wel, si soudens begheven" (ze zouden er goed aan doen hiermee te stoppen). Hij voegt eraan toe dat dit niet uit eigenbelang is, maar omdat hij het verhaal alleen maar heeft geschreven op verzoek van een zeer aan hoofse omgangsvormen gehechte dame. Daarnaast komt de rol van de vrouw aan de orde en niet in een bijster positieve rol: bij het onderonsje van Reinaert en de koning, waar Reinaert zichzelf vrijpleit en daarbij vooral inspeelt op de hebzucht en de ijdelheid van de koning, speelt de koningin een belangrijke rol. De koning lijkt nog te twijfelen. Ten eerste aan het verhaal dat erachter zit (een complot tegen de koning) en ten tweede lijkt het dat hij zich bewust is van zijn hebzucht en deze afzet tegen zijn geweten. De koningin gelooft Reinaert onvoorwaardelijk (waarbij naïviteit een rol lijkt te spelen), lijkt veel geïnteresseerder in de schat dan de koning en haalt de koning uiteindelijk over Reinaert vrij te spreken (ik moet dan denken aan de ogen van de vrouw en de poorten van de hel). Tot slot wil ik niet onvermeld laten dat uit een opmerking blijkt dat hoven (huishoudingen) mensen in dienst hadden om brieven te lezen: kanselier Botsaert las alle brieven voor die bij het hof aankwamen (r. 3364 ev.): " Doe hiet hem die coninc gheven Den Brief Botsaerde sinen clerc Dat was hi, die ant werc Bet conste dan yement die daer was. Botsaert plach emmer dat hi las Die lettren die te hove quamen. " Godsdienst Met regelmaat wordt gerept over Reinaerts berouw: hij heeft zijn leven gebeterd en is een rechtschapen man geworden, eenvoudig en alleen doordat hij het kluizenaarleven heeft aanvaard. "Ik weet zeker dat hij sinds de plechtige afkondiging van de koningsvrede geleefd heeft als een heremiet, als een kluizenaar. Hij draagt een ruwharig boetekleed op zijn blote huid. Iemand die gisteren bij hem vandaan kwam, vertelde dat hij het afgelopen jaar helemaal geen vlees meer heeft gegeten. Hij heeft zijn burcht Malcrois verlaten en verblijft nu in een kluizenaarshut. Voor zover ik weet heeft hij geen andere middelen van bestaan dan de aalmoezen die men hem geeft. Hij is bleek en mager van ontbering. Hij legt zichzelf honger, dorst en zelfkastijding op als boetedoening voor zijn zonden." (r. 264) Hierin zien wij de definitie van wat men in de middeleeuwen als rechtschapen beschouwde. |
|
![]() |
![]() |
|