15.07.2010
Kort essay:
Lodewijk XIV en het absolutisme


Inleiding
In Frankrijk ontwikkelde zich in de 17e eeuw het absolutisme. Architect hiervan was feitelijk de Franse koning Hendrik IV (1589-1610). Lodewijk XIV (1643-1715) zou de grote afmaker zijn.
In dit stuk ga ik in op de vraag of het absolutisme onder Lodewijk XIV is mislukt. Daarvoor geef ik in de eerste plaats kort aan wat absolutisme is, bespreek ik de relatie tussen de bestuurders en de ambtenaren, beschrijf ik de ontwikkeling die zich voordeed in de functie van het koningschap en welke macht de vertegenwoordigende organen in Lodewijks tijd hadden. Aan het slot trek ik een conclusie over de vraagstelling.

Wat is absolutisme?
Absolutisme betekent in feite dat alle macht bij de vorst ligt. Deze staat boven de wet. "De staat, dat ben ik" zou Lodewijk ooit hebben gezegd, maar dat schijnt historisch niet te kloppen. Toch was absolutisme wel waar het op neer kwam. Het Franse parlement stond volledig buiten spel. Lodewijk zonderde zich af van het volk, letterlijk en figuurlijk. Hij was koning bij de gratie Gods, plaatsvervanger van God op aarde. Waar het om draaide was dat het gezag volledig centraal lag. De altijd aanwezige strijd tussen de adel en de koning om de soevereiniteit werd met dit absolutisme door de vorst wel op een hele duidelijke en hardhandige manier beslist: alles of niets? Dan alles. Volledige macht. Er werd aan een beeld gewerkt van een koning die een stralend middelpunt van de soevereine staat was (vandaar de term 'Zonnekoning', ja zelfs een mecenas en een oorlogsgod. Ongetwijfeld werd aan zijn imago gewerkt, waardoor een Fransen inderdaad een soort Goddelijk ontzag voor hem moesten ontwikkelen.

Relatie tussen bestuurders en ambtenaren
In Frankrijk bestond de adel waarmee de koningen het doorgaans aan de stok hadden, de oude feodale adel, en de nieuwe adel: ambtsadel, mensen die door hun functie in de adelstand waren verheven.
Tot 1661 was kardinaal Mazarin regent voor Lodewijk. Het was deze Mazarin die de Fronde (1648-1653), een opstand van feodale adel, waaronder veel legeraanvoerders, wist te onderdrukken. De ambtsadel, vooral werkzaam in de rechtspraak, werd ook vaak door de koning gepasseerd bij hun politieke taken. Toch bestond er een te grote sociale kloof tussen de oude en de nieuwe adel om daadwerkelijk samen te werken in de problemen met de absolute heerser. Hiervan lijkt Lodewijk gebruik gemaakt te hebben. Hij trok vooral ambtsadel naar zich toe en stelde deze aan in de Staatsraad (die hem ondersteunde bij zijn centrale beleid) en benoemde oud-leden van deze raad als minister. Ze bleken bekwaam en trouw aan de vorst. Aan hem hadden ze immers hun positie te danken. Op deze wijze legde Lodewijk zijn interne tegenstanders in de luren.
Deze zelfde ambtenaren waren tevens vaak de intendanten, de verbindingspersonen met locale provinciale besturen en vertegenwoordigers daar van het koninklijk gezag.

Vanzelfsprekend bouwde hij het leger uit tot een centraal straks geleid, goed betaald en daardoor betrouwbaar instrument. Enerzijds om binnenlandse problemen voor te zijn, anderzijds om zijn internationale aspiraties waar te maken.

De ontwikkeling van de functie van vorst
Het samenkomen van ontwikkelingen leiden ertoe dat Lodewijk zich tot een waarlijk absolutistische vorst kon ontwikkelen. Tijdens hetregentschap van Mazarin zullen de frondes ongetwijfeld indruk hebben gemaakt op de jonge koning. Naar verluidt moest hij drie keer vluchten en zich één keer slapende houden terwijl rebellen door zijn slaapkamer liepen. Hoe dan ook, de opstanden van de adel zorgden ervoor dat de ontwikkeling naar het absolutisme werd versterkt en dat Lodewijk ook een man was die dit overtuigend op zich zou nemen. Lodewijk zorgde voor vertrouwelingen om hem heen en een sterk leger en vestigde zo een absolute dictatuur, waarbij de functie van vorst niet te scheiden was van zijn persoon en de functie uiteindelijk belangrijker was dan de persoon die eraan was gekoppeld. Daarbij kwam de overtuiging dat dit noodzakelijk was. Een geleerde als Bodin (16e eeuw) had al gesteld dat de vorst de soeverein was, de bron van het gezag. Bisschop Bossuet zou voor Lodewijk deze ideologie uitdragen. Het goddelijk recht der koningen wordt omschreven met de term droit divin.
Andere vorsten die streefden naar absolute macht zagen in Lodewijk een belangrijk voorbeeld.

Macht van vertegenwoordigende organen
De macht van vertegenwoordigende organen lijkt, mede in het licht van het hiervoor gestelde, nihil. De Staten Generaal was in ieder geval volledig uitgeschakeld. Vanzelfsprekend is invloed van 'onderuit' altijd aanwezig. In het geval van Lodewijk zou gesteld kunnen worden dat de ambtsadel sterk was vertegenwoordigd rond de absolute vorst. Het gevoerde beleid zal dus voor een groot deel terug te voeren zijn op de visie en meningen van deze mensen die lid waren van de staatsraad of van het kabinet of de rol van intendant vervulden. Zo was minister Colbert iemand die het financieel-economische beleid van die tijd volledig vorm heeft gegeven. Dit beleid, dat bestond uit een pakket maatregelen op industrieel, commercieel en fiscaal terrein had zeker wat kunnen betekenen, maar kon niet verhullen dat de vorm waarin Lodewijk het land bestuurde een zeer kostbare vorm was. Het centrale apparaat was kostbaar, met name het leger. Daarnaast was het wegtrekken van hugenoten na het opheffen van het Edict van Nantes erg slecht voor de economische ontwikkeling van Frankrijk.

Ook bleef vooral in de randgewesten in Frankrijk een wirwar van bestuursvormen bestaan met bepaalde vormen van zeggenschap. Zij konden zich beter verweren tegen het beleid van Versailles. Dit had ermee te maken dat zelfs Lodewijk moest toestaan dat in bepaalde gebieden privileges toegekend moesten worden, omdat hij anders daar teveel middelen moest inzetten om het gezag te handhaven.


Conclusie
Het absoltisme is op zichzelf niet mislukt. Eenvoudigweg het (te)veel oorlog voeren en bepaalde onhandige besluiten kosten de staat teveel geld en dat werd een economische tijdbom onder Frankrijk. Tijdens zijn regering was de Franse politieke en culturele invloed in Europa echter zeer groot en zou dat ook nog een tijd blijven. Er kan zelf worden gesproken van Frans hegemonie. Het is moeilijk vast te stellen of dit te maken heeft met de grootte van Frankrijk (verreweg de grootste bevolking in Europa) of met het beleid van Lodewijk en zijn kabinet. Op cultureel vlak heeft Lodewijk zeker wat betekend. Hij bevorderde kunst, literatuur en architectuur (bijvoorbeeld het paleis van Versailles) en zorgde ervoor dat deze een leidende positie in de wereld verwierf. Een nadeel was dat hij zaken die hem minder raakten eenvoudigweg verbood.



Geraadpleegd
Kennismaking met de Geschiedenis van de Nieuwe Tijd (Van Os en Potjer, 2003)
Histoportal.com

 

<----