Inleiding
In Frankrijk ontwikkelde zich in de 17e eeuw het absolutisme. Architect
hiervan was feitelijk de Franse koning Hendrik IV (1589-1610). Lodewijk
XIV (1643-1715) zou de grote afmaker zijn.
In dit stuk ga ik in op de vraag of het absolutisme onder Lodewijk XIV
is mislukt. Daarvoor geef ik in de eerste plaats kort aan wat absolutisme
is, bespreek ik de relatie tussen de bestuurders en de ambtenaren, beschrijf
ik de ontwikkeling die zich voordeed in de functie van het koningschap
en welke macht de vertegenwoordigende organen in Lodewijks tijd hadden.
Aan het slot trek ik een conclusie over de vraagstelling.
Wat
is absolutisme?
Absolutisme betekent in feite dat alle macht bij de vorst ligt. Deze
staat boven de wet. "De staat, dat ben ik" zou Lodewijk ooit
hebben gezegd, maar dat schijnt historisch niet te kloppen. Toch was
absolutisme wel waar het op neer kwam. Het Franse parlement stond volledig
buiten spel. Lodewijk zonderde zich af van het volk, letterlijk en figuurlijk.
Hij was koning bij de gratie Gods, plaatsvervanger van God op aarde.
Waar het om draaide was dat het gezag volledig centraal lag. De altijd
aanwezige strijd tussen de adel en de koning om de soevereiniteit werd
met dit absolutisme door de vorst wel op een hele duidelijke en hardhandige
manier beslist: alles of niets? Dan alles. Volledige macht. Er werd
aan een beeld gewerkt van een koning die een stralend middelpunt van
de soevereine staat was (vandaar de term 'Zonnekoning', ja zelfs een
mecenas en een oorlogsgod. Ongetwijfeld werd aan zijn imago gewerkt,
waardoor een Fransen inderdaad een soort Goddelijk ontzag voor hem moesten
ontwikkelen.
Relatie
tussen bestuurders en ambtenaren
In Frankrijk bestond de adel waarmee de koningen het doorgaans aan de
stok hadden, de oude feodale adel, en de nieuwe adel: ambtsadel, mensen
die door hun functie in de adelstand waren verheven.
Tot 1661 was kardinaal Mazarin regent voor Lodewijk. Het was deze Mazarin
die de Fronde (1648-1653), een opstand van feodale adel, waaronder veel
legeraanvoerders, wist te onderdrukken. De ambtsadel, vooral werkzaam
in de rechtspraak, werd ook vaak door de koning gepasseerd bij hun politieke
taken. Toch bestond er een te grote sociale kloof tussen de oude en
de nieuwe adel om daadwerkelijk samen te werken in de problemen met
de absolute heerser. Hiervan lijkt Lodewijk gebruik gemaakt te hebben.
Hij trok vooral ambtsadel naar zich toe en stelde deze aan in de Staatsraad
(die hem ondersteunde bij zijn centrale beleid) en benoemde oud-leden
van deze raad als minister. Ze bleken bekwaam en trouw aan de vorst.
Aan hem hadden ze immers hun positie te danken. Op deze wijze legde
Lodewijk zijn interne tegenstanders in de luren.
Deze zelfde ambtenaren waren tevens vaak de intendanten, de verbindingspersonen
met locale provinciale besturen en vertegenwoordigers daar van het koninklijk
gezag.
Vanzelfsprekend
bouwde hij het leger uit tot een centraal straks geleid, goed betaald
en daardoor betrouwbaar instrument. Enerzijds om binnenlandse problemen
voor te zijn, anderzijds om zijn internationale aspiraties waar te maken.
De
ontwikkeling van de functie van vorst
Het samenkomen van ontwikkelingen leiden ertoe dat Lodewijk zich tot
een waarlijk absolutistische vorst kon ontwikkelen. Tijdens hetregentschap
van Mazarin zullen de frondes ongetwijfeld indruk hebben gemaakt op
de jonge koning. Naar verluidt moest hij drie keer vluchten en zich
één keer slapende houden terwijl rebellen door zijn slaapkamer
liepen. Hoe dan ook, de opstanden van de adel zorgden ervoor dat de
ontwikkeling naar het absolutisme werd versterkt en dat Lodewijk ook
een man was die dit overtuigend op zich zou nemen. Lodewijk zorgde voor
vertrouwelingen om hem heen en een sterk leger en vestigde zo een absolute
dictatuur, waarbij de functie van vorst niet te scheiden was van zijn
persoon en de functie uiteindelijk belangrijker was dan de persoon die
eraan was gekoppeld. Daarbij kwam de overtuiging dat dit noodzakelijk
was. Een geleerde als Bodin (16e eeuw) had al gesteld dat de vorst de
soeverein was, de bron van het gezag. Bisschop Bossuet zou voor Lodewijk
deze ideologie uitdragen. Het goddelijk recht der koningen wordt omschreven
met de term droit divin.
Andere vorsten die streefden naar absolute macht zagen in Lodewijk een
belangrijk voorbeeld.
Macht
van vertegenwoordigende organen
De macht van vertegenwoordigende organen lijkt, mede in het licht van
het hiervoor gestelde, nihil. De Staten Generaal was in ieder geval
volledig uitgeschakeld. Vanzelfsprekend is invloed van 'onderuit' altijd
aanwezig. In het geval van Lodewijk zou gesteld kunnen worden dat de
ambtsadel sterk was vertegenwoordigd rond de absolute vorst. Het gevoerde
beleid zal dus voor een groot deel terug te voeren zijn op de visie
en meningen van deze mensen die lid waren van de staatsraad of van het
kabinet of de rol van intendant vervulden. Zo was minister Colbert iemand
die het financieel-economische beleid van die tijd volledig vorm heeft
gegeven. Dit beleid, dat bestond uit een pakket maatregelen op industrieel,
commercieel en fiscaal terrein had zeker wat kunnen betekenen, maar
kon niet verhullen dat de vorm waarin Lodewijk het land bestuurde een
zeer kostbare vorm was. Het centrale apparaat was kostbaar, met name
het leger. Daarnaast was het wegtrekken van hugenoten na het opheffen
van het Edict van Nantes erg slecht voor de economische ontwikkeling
van Frankrijk.
Ook
bleef vooral in de randgewesten in Frankrijk een wirwar van bestuursvormen
bestaan met bepaalde vormen van zeggenschap. Zij konden zich beter verweren
tegen het beleid van Versailles. Dit had ermee te maken dat zelfs Lodewijk
moest toestaan dat in bepaalde gebieden privileges toegekend moesten
worden, omdat hij anders daar teveel middelen moest inzetten om het
gezag te handhaven.
Conclusie
Het absoltisme is op zichzelf niet mislukt. Eenvoudigweg het (te)veel
oorlog voeren en bepaalde onhandige besluiten kosten de staat teveel
geld en dat werd een economische tijdbom onder Frankrijk. Tijdens zijn
regering was de Franse politieke en culturele invloed in Europa echter
zeer groot en zou dat ook nog een tijd blijven. Er kan zelf worden gesproken
van Frans hegemonie. Het is moeilijk vast te stellen of dit te maken
heeft met de grootte van Frankrijk (verreweg de grootste bevolking in
Europa) of met het beleid van Lodewijk en zijn kabinet. Op cultureel
vlak heeft Lodewijk zeker wat betekend. Hij bevorderde kunst, literatuur
en architectuur (bijvoorbeeld het paleis van Versailles) en zorgde ervoor
dat deze een leidende positie in de wereld verwierf. Een nadeel was
dat hij zaken die hem minder raakten eenvoudigweg verbood.