Ik
heb de vrijheid genomen bij verwijzingen de manier uit de sociale wetenschappen
te gebruiken.
Inleiding
Dit paper richt gaat over de Historikerstreit , een debat gevoerd in de
tweede helft van de jaren tachtig in de Duitse Bondsrepubliek. Eerst wordt
een stelling geponeerd met alvast enige achtergrond, daarna wordt ingegaan
op de geschiedenis van het Historikerdebat, wordt de stelling verdedigd,
wordt een tegenargument besproken en ten slotte wordt een conclusie getrokken.
De volgende stelling wordt verdedigd:
"De Historikerstreit laat zien dat politiek-ideologische en normatieve
ideeën over hoe we dingen zouden moeten doen onvermijdelijk een rol
kunnen spelen binnen debatten over het schrijven van geschiedenis, maar
dat hetzelfde debat er uiteindelijk voor zorgt dat bepaalde zaken op de
wetenschappelijke agenda komen, uitgezocht worden en tot meer inzicht
kunnen leiden."
Het meest zichtbare twistpunt (en aanleiding) van dit debat (streit wordt
vertaald als debat) ging over het verband dat de Duitse historicus Ernst
Nolte wilde leggen tussen, populair gezegd, de Goelag Archipel en Auschwitz.
Dit idee staat bekend onder de naam verwantschapsthese. De Goelag zou,
zo redeneerde hij, model hebben gestaan voor Auschwitz. Ook de Armeense
genocide (of Armeense kwestie) zou als voorbeeld voor de holocaust hebben
gediend. De Duitse filosoof Jürgen Habermans ontwaarde hier 'apologetische
tendensen' (Van Vree, 2009, p. 290); de toon voor een langdurig debat
was gezet.
Lorenz spreekt in dit verband over het Jakobijnenparadigma en het Auschwitzparadigma
(2008, p. 297). Het verschil tussen de eerste en de tweede kan in een
paar steekwoorden worden samengevat, onder meer (respectievelijk) 'afstand'
versus 'politieke pedagogie', 'precisie' versus 'holisme' en 'descriptie'
versus 'prescriptie'. Kortom: wetenschap dient in het eerste geval als
het ware koel en afstandelijk te zijn, in het tweede geval politiek ideologisch
en normatief.
Waarom dit onderwerp
Mijn interesse komt voort uit mijn eigen praktijk als leraar maatschappijleer
en -wetenschappen en dat op alle niveaus (van Vmbo basis tot Vwo). Ik
werd vooral getriggerd door het begrip 'politieke pedagogie', wat ik vertaal
als politiek opvoeden. En daarin schuilt een gevaar. De tegenstelling
uit de Historikerstreit herken ik als een dilemma waarmee je als leraar
maatschappijleer te maken hebt wanneer je les geeft over het politieke
stelsel. Mag je wel of niet normatief zijn? Mag je kinderen als docent
voorhouden dat een pluriforme rechtsstaat te prefereren valt boven een
dictatuur?
Wat was de Historikerstreit
Deze Duitse discussie over hoe om te gaan met vervelende zaken uit het
verleden is aangewakkerd door het verschijnen van Griff nach der Weltmacht
(Dusseldorf 1961) waarin auteur Fritz Fischer stelde dat de Duitse oorlogsdoelen
al tijdens het Tweede Keizerrijk onder de elite brede steun genoten. Het
stokje werd overgenomen en verder uitgediept door Hans-Ulrich Wehler,
een linksdenkende historicus, die met de Duitse Sonderweg (de afwijkende
Duitse ontwikkeling ten opzichte van gelijksoortige landen als Frankrijk,
de Scandinavische landen en Nederland) op de proppen kwam. De links (liberale)
dominantie in het debat was daarmee geboren. Duitsland als natie was taboe,
conservatieve gedachten werden aangemerkt als heimwee naar het bruine
verleden.
Kanselier Helmut Kohl en zijn adviseur, de historicus Michael Sturmer
waren misschien wel de eersten die met de gedachte speelden van Duitsland
als wir-sind-wieder-normal-Nation. Deze ontwikkeling staat bekend onder
de naam Tendezwende (Dassen & Nijhuis, 2001, p. 23). Let wel: we hebben
het over de Bondsrepubliek. De werkelijke Historikerstreit barstte los
in 1986 (Dassen & Nijhuis, 2001, p. 16) en wel toen Ernst Nolte op
6 juni 1986 in een artikel, enigszins provocerend, een verband legde tussen
Stalins misdaden in de Goelag en Hitlers volkerenmoord (de verwantschapsthese).
Daarmee zeggend: genocide was niet exclusief voor Duitsers. Filosoof Jurgen
Habermas (in mindere mate ook Günter Grass) werd de voortrekker van
het Auschwitz-paradigma. Habermas stelde historiseren gelijk aan relativeren.
Ook over de Mittellage spreken werd niet geapprecieerd. Natuurlijk speelde
deze Mittellage waarschijnlijk wel een rol in het ontstaan van de twee
wereldoorlogen, maar dit hardop zeggen werd gezien als relativeren van
de Duitse schuld. Politieke argumenten wogen zwaarder dan wetenschappelijke.
Een historicus als Nipperdey probeerde een tussenpositie in te nemen.
Hij schreef:
"wissenschaftliche Aussagen dürfen nicht an ihrer politischen
Funktion gemessen werden."
Het debat liep hoog op en valt te plaatsten binnen de politiek traditionele
links-rechts indeling. Links vonden we de mensen die de these van Nolte
sterk afkeurden en het zagen als een 'Aufrechnung' van de nationaalsocialistische
misdaden. Jürgen Habermas is al genoemd, andere namen waren onder
meer Jürgen Kocka, Hans en Wolfgang Mommsen en Martin Broszat. Rechts
(zeg: conservatief-traditioneel) kreeg Nolte steun van mensen als Andreas
Hillgruber, Klaus Hildebrand en Joachim Fest. In der Spiegel schreef Rudolf
Augstein onder de titel 'Die neue Auschwitz-Lüge' dat Nolte en Hillgruber
pleitbezorgers waren van nationaalsocialistisch gedachtengoed. Hij maakte
Hillgruber zelfs uit voor 'konstitutioneller Nazi'. Hillebrand vond dat
Nolte en Hillgruber waardevrije academische vragen stelden en dat Habermas
'sein Geschichtsbild und seine Macht auf kosten der Wahrheitsfindung retten
will.' (Smit, 1989, p. 32)
Mijn stelling
Het debat ging over een voor de Duitsers belangrijk onderwerp: de holocaust
en de manier waarop Duitsland daarmee om moest gaan. Wanneer het politieke
klimaat voorschrijft dat Duitsland als resultaat van de Sonderweg een
ongekende, met niets vergelijkbare, misdaad jegens de menselijkheid heeft
begaan, kan het lastig zijn wanneer een wetenschapper aan een dergelijk
beeld gaat knabbelen door te stellen dat Duitsland niet uniek was en dat
Hitler geïnspireerd zou zijn door (vergelijkbare) daden van anderen.
Het poneren van stellingnames kan altijd leiden tot debatten, maar de
bovenstaande stellingname leidt uiteraard tot zeer heftige debatten. Dat
is ook logisch: binnen de Duitse samenleving zijn vele mensen tot het
bot gemotiveerd om een herhaling van het Derde Rijk ten koste van heel
veel te voorkomen. Zodra (met name) wetenschappers stellingnames gaan
poneren waarmee de holocaust maar enigszins gerelativeerd zou kunnen worden
gaan alle alarmbellen op rood. Een probleem hier is dat wetenschap in
dat geval onvrij dreigt te worden; in zoverre: dat er censuur plaatsvindt
op oorzakelijke verbanden die wetenschappers willen onderzoeken. Dat is
geen goed plan: het kan zelfs de vrijheid van meningsuiting beperken.
Deze is in Nederland duidelijk beperkt: niet oproepen tot haat of geweld,
niet discrimineren.
Tijdens de Historikerstreit waren deze drie zaken niet werkelijk aan de
orde. En het ging over het verleden, niet over het heden. Wat duidelijk
was dat er stellingname ingenomen moest worden. Het debat zorgde blijkbaar
voor legitimatie om de verwantschapsthese te onderzoeken, want de these
is uiteindelijk onderzocht (Smit, 1989, p. 35). Joachim Fest was de eerste
die werkelijk inhoudelijk inging op de vergelijking tussen Auschwitz en
de Goelag en daarmee de singulariteit van de holocaust. Zijn conclusie
was dat de singulariteitsthese van Auschwitz 'auf schwachen Grund steht'.
Daarna barstte de wetenschappelijke discussie los. Misschien had deze
ook direct los kunnen barsten, maar blijkbaar moest de opinie er eerst
rijp voor zijn. In 1989 was de stand van zaken dat de Nazi's wel degelijk
iets onvergelijkbaars hadden uitgevoerd en Hitler niet direct was beïnvloed
door andere misdaden tegen de menselijkheid. Zo is er uiteindelijk toch
een debat ontstaan op basis van academische mores.
Er kan gesteld worden dat het stellen van academische vragen en het op
wetenschappelijke verantwoorde wijze zoeken naar antwoorden ook direct
aanvang had kunnen nemen. Waarom eerst een politiek debat voeren, nota
bene door wetenschappers, over onderwerpen waar de wetenschap zich over
zou moeten buigen? Dat is alleen maar tijdverlies en levert niks op. Ik
denk echter dat het wel nodig is en iets oplevert. De politiek is in de
basis de instantie die eenvoudigweg de koek verdeelt. Het bepalen waar
de wetenschap wel of geen onderzoek naar doet is ook een politiek vraagstuk.
Denk maar aan wel onderzoek doen naar medicijnen voor AIDS en nauwelijks
onderzoek doen naar hetzelfde voor malaria. Maatschappelijke vraagstukken
die te maken hebben met identiteit en binding vormen ook aanleidingen
voor wetenschappelijk onderzoek, maar hebben natuurlijk ook een politieke
lading.
Conclusie
In de beschrijvingen van de Historikerstreit komt altijd naar voren dat
er een bepaalde spanning was tussen de partijen. De ene partij vond dat
je alle vragen moet kunnen stellen en vrij moet kunnen zijn in het formuleren
van hypothesen, ook over ethisch lastige zaken uit de geschiedenis, zoals
Auschwitz. En bij het beantwoorden is het wel handig wanneer zoveel mogelijk
de feiten spreken. De andere partij was van mening dat bepaalde onderdelen
van het Derde Rijk qua verklaring wel vaststonden: de Duitse schuld was
overtuigend en groot, andere verklaringen hoefden niet onderzocht te worden.
Daarbij was het verwijt dat de ene partij de waarheidsvinding tegen zou
houden en de andere partij vond dat de geschiedenis werd misbruikt om
wandaden te relativeren. Wetenschap versus politiek dus. In de werkelijkheid
kunnen ze natuurlijk gewoon niet zonder elkaar. De beste conclusie is
dat wetenschap uiteraard onderdeel is van de politieke besluitvorming,
zoals bijna niets zich daaraan kan onttrekken. Het politieke debat stelt
de randvoorwaarden voor welke onderwerpen op de wetenschappelijke agenda
komen. In plaats dat ze tegenover elkaar staan vullen ze elkaar eenvoudigweg
aan of liggen ze in elkaars verlengde. Het politieke debat bepaalt de
spelregels, ook voor de wetenschappelijke wereld.
|
Boeken/artikelen
Dassen, P. en Nijhuis, T. (red.). Gegijzeld door het Verleden. Controverses
in Duitsland van de Historikerstreit tot het Sloterdijk-debat. Amsterdam,
Boom, 2001.
Lorenz, C. De constructie van het Verleden. Een inleiding in de theorie
van de geschiedenis. Amsterdam, Boom, 9e druk, 2008.
Smit, W. Auschwitz in Vergelijkend Perspectief, Ernst Nolte en de
Historikerstreit, UU, 1989.
Van Vree, F. Jürgen Habermas. Het filosofisch geweten van democratisch
Duitsland. In: Het Wonder Bondsrepubliek, red.: Boterman, F. en
Melching, W., Amsterdam, 2009.
Kranten
Nolte, E. "Vergangenheit, die nicht vergehen will".
Frankfurter Allgemeine Zeitung, 6 juni 1986.
Habermas, J. "Eine Art Schadensabwicklung". Die Zeit,
11 juli 1986.
Nipperdey, T. "Unter der Herrschaft des Verdachts".
Die Zeit, 1986, nr. 43.
Foto
voorblad: louislevy.wordpress.com
|